ECLI:NL:RBDHA:2024:16136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.28404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 30 juli 2024 heeft plaatsgevonden. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat de minister het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat dit verzoek heeft aanvaard.

De gemachtigde van eiser heeft op 23 juli 2024 laten weten dat hij geen gronden zou indienen en heeft eiser geadviseerd een andere gemachtigde te zoeken. Sindsdien heeft de rechtbank niets meer van eiser vernomen en zijn er geen gronden ontvangen. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser niet in verzuim is. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter P.J.M. Mol in aanwezigheid van griffier K.L.H. Thomas.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28404
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.28405, op 30 juli 2024 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De minister heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft
zaaknummer: NL24.28404
2
Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Met bericht van 23 juli heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat hij geen gronden zou indienen. Hij heeft eiser in overweging gegeven een andere gemachtigde te zoeken en heeft sindsdien niks van eiser vernomen.
De rechtbank heeft geen gronden ontvangen. Er is geen reden gebleken waarom ervan uit moet worden gegaan dat eiser niet in verzuim is. De rechtbank verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2024 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
zaaknummer: NL24.28404
3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
02 augustus 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.