ECLI:NL:RBDHA:2024:16120

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.34214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië

Op 30 augustus 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie besloten de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker, van Syrische nationaliteit, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij hij heeft overwogen dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 augustus 2024 een zaak heeft behandeld waarin de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen in Kroatië aan de orde zijn gekomen. De voorzieningenrechter is van mening dat de antwoorden op de vragen die door de Afdeling zijn gesteld, van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker. Aangezien de Afdeling nog geen uitspraak heeft gedaan en er onduidelijkheid bestaat over de opvangvoorzieningen in Kroatië, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen.

De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34214

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
en
de minister van Asiel en Migratie. [1]

Procesverloop

1. Bij besluit van 30 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

2. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen strekkende tot een verbod op overdracht aan Kroatië voordat op het beroep is beslist, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort.
3. De voorzieningenrechter is ermee bekend dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 28 augustus 2024 een zaak [2] op zitting heeft behandeld waarin zowel de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen, als ook het risico op pushbacks in Kroatië aan de orde zijn gekomen. De Afdeling heeft voorafgaand aan die behandeling ter zitting aan verweerder vragen gesteld over de opvangvoorzieningen in Kroatië.
3.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat de antwoorden op die vragen en de beslissing van de Afdeling ook van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker. De Afdeling heeft nog geen uitspraak gedaan, daargelaten dat de voorzieningenrechter van de Afdeling - vanwege niet eenduidige feitelijke gegevens over de opvangvoorzieningen in Kroatië en het nader onderzoek daarnaar in de hoofdzaak - een voorlopige voorziening heeft getroffen. Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter van de rechtbank aanleiding om het onderhavige verzoek toe te wijzen.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Door toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening wordt de overdrachtstermijn gestuit.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,00, (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M, van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dan wel diens ambtsvoorganger, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Nr. 202404639/1/V3.