ECLI:NL:RBDHA:2024:16120
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
Op 30 augustus 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie besloten de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker, van Syrische nationaliteit, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij hij heeft overwogen dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 augustus 2024 een zaak heeft behandeld waarin de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen in Kroatië aan de orde zijn gekomen. De voorzieningenrechter is van mening dat de antwoorden op de vragen die door de Afdeling zijn gesteld, van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van verzoeker. Aangezien de Afdeling nog geen uitspraak heeft gedaan en er onduidelijkheid bestaat over de opvangvoorzieningen in Kroatië, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.