ECLI:NL:RBDHA:2024:16118
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 30 juli 2024 is de verzoeker niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening onmiddellijk ter zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de gemachtigde van de verzoeker op 23 juli 2024 had laten weten geen gronden in te dienen en de verzoeker had aangeraden een andere gemachtigde te zoeken. Sindsdien heeft de rechtbank niets meer van de verzoeker vernomen. Hierdoor heeft de rechtbank geen gronden ontvangen en is er geen reden om aan te nemen dat de verzoeker niet in verzuim is. Om deze reden heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier en is bekendgemaakt op 2 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.