ECLI:NL:RBDHA:2024:16109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/671498 / JE RK 24-1555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met gedragsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 september 2024, wordt een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], voorlopig onder toezicht gesteld en eerder een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie. De Raad verzoekt nu om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing in een open setting te verlenen, gezien de ernstige gedragsproblemen van [de minderjarige], waaronder agressie, wegloopgedrag en alcoholmisbruik. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 september 2024 zijn de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de zorgen over [de minderjarige] besproken, evenals de positieve ontwikkeling die zij momenteel doormaakt in een open setting bij [zorgaanbieder]. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad toe en stelt de ondertoezichtstelling in met ingang van 10 september 2024 tot 10 september 2025, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/671498 / JE RK 24-1555
Datum uitspraak: 10 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.V. Paniagua te Rotterdam,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 augustus 2024;
- het e-mailbericht van de stiefvader van 5 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De stiefvader heeft zich bij e-mailbericht van 5 september 2024 afgemeld voor de zitting.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De stiefvader heeft [de minderjarige] erkend.
2.2.
Het huwelijk van de stiefvader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De stiefvader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [zorgaanbieder] .
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 juni 2024 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 13 september 2024.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 juli 2024 een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 13 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad maakt zich zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [de minderjarige] . In korte periode zijn de gedragsproblemen van [de minderjarige] in ernst en frequentie toegenomen. Het gaat dan om negatief gedrag op school, verbale en fysiek agressie, wegloopgedrag, alcoholmisbruik, seksueel grensoverschrijdend gedrag en zelfbepalend gedrag. [de minderjarige] kon vanwege de gedragsproblemen niet langer thuis wonen en heeft de afgelopen periode op verschillende plekken binnen open en gesloten instellingen verbleven. Ook hier verbeterde het gedrag van [de minderjarige] niet. De eerste weken lijkt [de minderjarige] het op een nieuwe plek goed te doen en kan zij zich aan regels houden, waarna het dan toch snel misgaat. De Raad ziet in gesprek met [de minderjarige] een vriendelijk en sociaal meisje, dat kan reflecteren op haar eigen gedrag en graag verbetering wil in haar situatie. In de praktijk lijkt het echter moeilijk voor [de minderjarige] om haar gedrag te veranderen en zich aan regels en afspraken te (blijven) houden. Uit informatie van de psycholoog komt naar voren dat [de minderjarige] symptomen van PTSS laat zien en mogelijk komt (een deel van) haar gedrag hieruit voort. [de minderjarige] heeft in haar leven veel meegemaakt. Ze heeft hiervoor hulpverlening ontvangen en afgerond, maar volgens de psycholoog kunnen bepaalde situaties haar nog triggeren. Mogelijk heeft [de minderjarige] verdere behandeling nodig en zou zij gebaat zijn bij intensievere GGZ-behandeling gericht op onder andere hechting, traumaverwerking en emotieregulatie. [de minderjarige] is een korte periode gesloten geplaatst, maar binnen de gesloten jeugdzorg is het niet gelukt om [de minderjarige] de rust en veiligheid te laten ervaren om te komen tot een gedragsverandering. In tegendeel, een gesloten plaatsing lijkt haar problematiek juist alleen maar te triggeren. [de minderjarige] verblijft sinds 22 augustus 2024 in een open setting van [zorgaanbieder] . De Raad vindt het van belang dat deze plaatsing voortgezet wordt. [de minderjarige] en de moeder staan beiden achter de plaatsing en daarnaast kent [de minderjarige] de begeleiders al. De komende tijd moet gekeken worden welke hulpverlening er verder nodig is en moet duidelijk worden of het perspectief van [de minderjarige] thuis of elders ligt.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met [de minderjarige] bij [zorgaanbieder] . Hoewel de moeder het liefst wil dat [de minderjarige] naar huis komt, ziet zij in dat er eerst behandeling ingezet moet worden. Ook vindt de moeder het belangrijk dat [de minderjarige] zo snel mogelijk naar school gaat. De moeder heeft verder aangegeven dat de samenwerking tussen de moeder en de jeugdbeschermer goed verloopt.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat er naarstig wordt gezocht naar een school voor [de minderjarige] in de regio waar zij verblijft. De gecertificeerde instelling heeft recent een overleg gehad met de vorige school van [de minderjarige] . Daarbij heeft haar vorige school geadviseerd om haar derde jaar havo opnieuw te doen of af te stromen naar het vmbo. Dit is nog niet besproken met [de minderjarige] en de moeder. Het heeft verder de voorkeur van de gecertificeerde instelling om de hulpverlening van Blossom door te laten lopen, nu [de minderjarige] een vertrouwensband heeft opgebouwd met haar behandelaar en zelf ook wil dat de hulpverlening wordt doorgezet. [zorgaanbieder] is bereid om een samenwerking met Blossom aan te gaan. Mocht [de minderjarige] toch meer specialistische zorg nodig hebben, dan kan dat op een later moment ingezet worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat in haar leven al veel heftige gebeurtenissen heeft meegemaakt. Sinds een paar maanden zijn er ernstige zorgen over [de minderjarige] . Zij vertoont zelfbepalend en zorgelijk gedrag, onttrekt zich aan het ouderlijk gezag en brengt zichzelf in onveilige situaties. Aangezien de veiligheid van [de minderjarige] niet langer gewaarborgd kon worden in de thuissituatie en in een open instelling, is een gesloten machtiging verleend. De gesloten plaatsing van [de minderjarige] is helaas niet positief verlopen. Zij heeft heftige dingen meegemaakt en de geslotenheid heeft haar problematiek alleen maar meer getriggerd. Inmiddels verblijft [de minderjarige] op een open groep van [zorgaanbieder] . [de minderjarige] laat hier een positieve ontwikkeling zien. Zij houdt zich aan de regels, bouwt vrijheden op en heeft inmiddels weer goed contact met de moeder. De positieve ontwikkeling is echter pril en in het verleden is ook gezien dat de situatie snel kan omslaan. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die toezicht houdt op de ontwikkeling van [de minderjarige] en ervoor zorgt dat de juiste hulpverlening voor haar wordt ingezet. De jeugdbeschermer dient ook met voortvarendheid op zoek te gaan naar een passende school voor [de minderjarige] , zodat haar cognitieve ontwikkeling niet stagneert. Het is positief te horen dat hiermee al gestart is. Het is verder belangrijk dat de komende periode wordt onderzocht waar de gedragsproblematiek vandaan komt, zodat duidelijk wordt welke behandeling [de minderjarige] nodig heeft om haar gedrag te veranderen. De kinderrechter vindt het daarbij noodzakelijk dat die behandeling wordt ingezet vanuit een veilige en stabiele basis. Die basis ervaart [de minderjarige] op dit moment bij [zorgaanbieder] . Hoewel het vooralsnog de bedoeling is om toe te werken naar een thuisplaatsing bij de moeder, is dat op dit moment nog niet aan de orde. Daarvoor is het nodig dat [de minderjarige] eerst werkt aan haar eigen problematiek en dat de moeder en [de minderjarige] systemische behandeling ontvangen zodat zij leren hoe zij op een adequate wijze op elkaar kunnen reageren. Gelet op de forse zorgen die zeer recent nog aan de orde waren, acht de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden om te bezien wat een passende vervolgplek voor [de minderjarige] is. De kinderrechter wijst het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toe als verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 10 september 2024 tot 10 september 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 10 september 2024 tot 10 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2024 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 16 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.