ECLI:NL:RBDHA:2024:16108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/667854 / JE RK 24-1092
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging voor gesloten jeugdhulp wegens gebrek aan instemming van ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 september 2024 een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn afgewezen om een machtiging te verlenen voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter had eerder op 21 juni 2024 een tijdelijke machtiging verleend, maar de ouders hebben niet expliciet ingestemd met de verlenging van deze machtiging. Tijdens de mondelinge behandeling was de moeder niet aanwezig en de vader kon door treinproblemen niet op tijd komen, maar heeft telefonisch aangegeven dat hij wil dat de minderjarige naar huis komt. De kinderrechter concludeert dat de expliciete instemming van de ouders ontbreekt, wat noodzakelijk is volgens artikel 6.1.2 lid 3 van de Jeugdwet. Ondanks de zorgen over de veiligheid van de minderjarige en haar positieve ontwikkeling in de gesloten setting, kan het verzoek niet worden toegewezen zonder de instemming van de ouders. De kinderrechter benadrukt dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over het gedrag van de minderjarige, maar dat er een andere juridische basis moet worden gevonden om de gesloten plaatsing voort te zetten. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 22 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/667854 / JE RK 24-1092
Datum uitspraak: 18 september 2024
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn,
hierna te noemen: het college,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] , Pakistan,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 21 juni 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 21 juni 2024 tot 21 september 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 21 juni 2024;
  • het e-mailbericht van het college met bijlagen van 10 september 2024;
  • het e-mailbericht van het college met bijlage van 12 september 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 12 september 2024.
1.3.
Op 18 september 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] namens het college;
  • [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door [naam 4] (mentor [instelling] );
  • de vader, via telefonische verbinding, ondersteund door een tolk.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in het bijzijn van haar advocaat en haar mentor van [instelling] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.Het verzoek

2.1.
Het college verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de aangehouden duur van drie maanden.
2.2.
Het college heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] verblijft nu drie maanden bij [instelling] en laat daar een positieve ontwikkeling zien. [de minderjarige] heeft baat bij de duidelijke kaders en structuur die [instelling] haar biedt. Zij volgt behandeling voor haar emotieregulatie en staat ook op de wachtlijst voor GirlzTalk. Dat is een methode voor meiden met een lager IQ om te leren wat de gevaren zijn van seksuele handelingen. Vanwege de lange wachtlijsten is het nog niet gelukt om diagnostiek in te zetten. Het is wel belangrijk dat er diagnostiek verricht wordt, zodat duidelijk wordt waar het gedrag van [de minderjarige] vandaan komt en wat er nodig is om haar gedrag te veranderen. Ondanks de positieve ontwikkeling bestaan er nog grote zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] . Zij is recent opnieuw twee keer weggelopen en blijft contact zoeken met oudere mannen. Deze contacten leiden regelmatig tot gesprekken over seksuele handelingen, wat zorgwekkend is omdat [de minderjarige] onvoldoende inzicht lijkt te hebben in de gevaren en risico's die dergelijke interacties met zich meebrengen. Gezien het voortdurende patroon van risicovol gedrag blijft plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten setting op dit moment noodzakelijk. Op een gesloten groep kan [de minderjarige] beter beschermd worden tegen de gevaren die ze zelf niet volledig kan inschatten en kan ze de intensieve begeleiding krijgen die nodig is om haar te ondersteunen in haar zoektocht naar identiteit en autonomie. Het college benadrukt dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om nu terug te gaan naar huis. In de thuissituatie is nog onvoldoende veranderd en de ouders hebben nog onvoldoende handvatten om grip te krijgen en houden op (het gedrag van) [de minderjarige] . Het college handhaaft daarom het verzoek tot de gesloten machtiging voor de resterende duur van drie maanden.

3.De standpunten

3.1.
Door en namens [de minderjarige] is het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] vindt het fijn bij [instelling] . De structuur, duidelijke kaders en persoonlijke begeleiding doen haar goed. Door haar wegloopgedrag is een gesloten setting nog echt nodig. Het is daarom voor nu van belang dat [de minderjarige] bij [instelling] kan blijven en daar verder kan werken aan haar ontwikkeling. De advocaat zet, gelet op het standpunt van de vader ter zitting, wel vraagtekens bij de juridische basis van het verzoek. Daarnaast betoogt de advocaat dat er misschien minder druk op [de minderjarige] komt als er een (voorlopige) ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.
3.2.
De vader kon door problemen met de trein niet op tijd bij de zitting aanwezig zijn. De vader heeft telefonisch naar voren gebracht dat hij eigenlijk wil dat [de minderjarige] naar huis komt.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2 lid 2 Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Verder dient de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en moeten er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
4.2.
Op grond van artikel 6.1.2 lid 3 Jeugdwet kan de kinderrechter ten aanzien van een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, indien (a) de jeugdige onder toezicht is gesteld, (b) de voogdij over de jeugdige bij een gecertificeerde instelling berust, of (c) degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
4.3.
De kinderrechter is van oordeel dat aan het wettelijk criterium, genoemd in artikel 6.1.2. lid 3 onder c van de Jeugdwet, niet is voldaan en overweegt daartoe als volgt. Beide ouders zijn niet fysiek ter zitting verschenen. De vader was voornemens naar de zitting te komen, maar kon door treinproblemen niet tijdig aanwezig zijn. De vader heeft wel telefonisch – met behulp van de aanwezige tolk – naar voren gebracht dat hij wil dat [de minderjarige] naar huis komt. De moeder is niet ter zitting verschenen en zij heeft – anders dan de vorige zitting – niet voorafgaand haar mening schriftelijk aan de kinderrechter kenbaar gemaakt. Hoewel de ouders hun toestemming voor de gesloten machtiging niet expliciet hebben ingetrokken, is de kinderrechter er niet van overtuigd dat de ouders volledig instemmen met de gesloten machtiging. Nu de expliciete instemming van de ouders met gezag ontbreekt, kan het verzoek niet worden toegewezen. De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen. Dat betekent dat de huidige gesloten machtiging verloopt op 21 september 2024. De kinderrechter benadrukt daarbij wel dat er nog altijd ernstige zorgen zijn over [de minderjarige] . Hoewel zij zichtbaar profiteert van de duidelijke kaders, regels en grenzen die haar op [instelling] worden geboden, vertoont zij nog steeds zorgwekkend gedrag, waarbij zij wegloopt en zichzelf in gevaarlijke situaties brengt. De kinderrechter acht de gesloten setting van [instelling] daarom nog wel als een passende setting voor [de minderjarige] ; een thuisplaatsing of een plaatsing in een open setting is op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] . Nu de expliciete instemming van de ouders voor een gesloten machtiging ontbreekt, zal er een andere juridische rechtsgrond gezocht moeten worden om de gesloten plaatsing voort te zetten.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024 door mr. J.J. Peters, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 22 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.