ECLI:NL:RBDHA:2024:1610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Iraakse familie met beroep op vestigingsalternatief in Koerdisch gebied

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van een Iraakse familie tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers, een gezin bestaande uit een vader, moeder en twee minderjarige kinderen, hebben op 30 januari 2022 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 30 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvragen op juiste gronden heeft gedaan. De eisers hebben hun asielaanvragen onderbouwd met een relaas over hun verleden in Irak, waar zij te maken hebben gehad met geweld en bedreigingen van een man die lid was van een terroristische organisatie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de Koerdische Autonome Regio (KAR) als vestigingsalternatief kan worden aangemerkt, ondanks de zorgen van eisers over de veiligheid daar. De rechtbank wijst erop dat eisers in het verleden in de KAR hebben gewoond en dat er familieleden zijn die hen kunnen ondersteunen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eisers zich niet onverwijld hebben gemeld na hun binnenkomst in Nederland. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.38112 en NL23.38113

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] eiser,

geboren op [geboortedatum 1] ,
V-nummer: [nummer 1]
en zijn echtgenote

[naam 2] , eiseres,

geboren op [geboortedatum 2] ,
V-nummer: [nummer 2]
mede namens hun twee minderjarige kinderen
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3] ,
V-nummer: [nummer 3]
en
[naam 4],
geboren op [geboortedatum 4]
V-nummer: [nummer 4] ,
allen van Iraakse nationaliteit,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Zij hebben op 30 januari 2022 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 30 november 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De beroepen zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser heeft met zijn familie in Kirkuk gewoond waar zij een winkel hadden. In 2008 heeft de broer van eiser aangifte gedaan tegen hun buurman [naam 5] , die lid was van een terroristische organisatie. Daarop zijn eisers broer en vader vermoord. [naam 5] is hiervoor opgepakt en veroordeeld, maar kennelijk op enig moment weer vrijgekomen. Eiser is met zijn familie gevlucht naar Koerdisch gebied. In 2015 hebben eiser en zijn moeder een bezoek gebracht aan Kirkuk om de huur voor hun huis en winkel te innen bij een verhuurbedrijf. Voor hun winkel zijn zij beschoten. Eiser is geraakt en heeft een maand in het ziekenhuis verbleven. Vervolgens is eiser teruggekeerd naar Koerdisch gebied en in Erbil gaan werken als postbezorger. [naam 5] heeft hem daar in 2021 weten te vinden, waarschijnlijk omdat de naam van de postbezorger vermeld staat op de pakketten die hij bezorgt. [naam 5] heeft eiser opgebeld en telefonisch bedreigd. Eiser besloot daarop meteen met zijn gezin te vluchten. Bij het vertrek werden zij voor het huis van eisers schoonouders beschoten. Hierbij werd de zwager van eiser geraakt. Eisers hebben vervolgens drie maanden ondergedoken gezeten bij een tante van eiser in Koya, waarna zij het land op 28 december 2021 hebben verlaten en met behulp van een Spaans visum de Europese Unie zijn ingereisd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
De moord op eisers vader en broer door [naam 5] in 2008;
De beschietingen door handlangers van [naam 5] in 2015 en 2021.
De staatssecretaris heeft alle elementen geloofwaardig geacht maar stelt zich op het standpunt dat eisers bij terugkeer naar Irak geen reëel risico op ernstige schade lopen omdat zij in de Koerdische Autonome Regio (KAR) een binnenlands vestigingsalternatief hebben. Volgens de staatssecretaris zijn er geen concrete aanknopingspunten op basis waarvan geconcludeerd moet worden dat zij zich niet in de KAR kunnen vestigen.
De beroepsgronden
6. Eiser heeft aangevoerd dat de KAR voor hem en zijn gezin niet kan worden aangemerkt als vestigingsalternatief omdat [naam 5] hem daar opnieuw zal kunnen opsporen. De man heeft veel macht, is zeer vermogend en heeft veel contacten in de politiek. Daar komt bij dat eiser om in de KAR te kunnen wonen zich zal moeten laten registreren bij de Mukhtar wat [naam 5] met zijn geld en connecties de mogelijkheid biedt hem te vinden. Ook eisers zuster heeft inmiddels problemen gekregen en heeft met haar gezin haar huis moeten ontvluchten. Lange tijd is het niet gelukt contact met haar te krijgen. Dat haar verdwijnen niets met [naam 5] te maken heeft, is niet waarschijnlijk omdat zij en haar man verder geen vijanden of problemen hebben. Subsidiair wordt aangevoerd dat ook op grond van het beleid in C7/16.5.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) de KAR niet kan worden aangemerkt als vestigingsalternatief omdat eisers daar zelf hebben gewoond en het daar voor hen niet veilig was. Ook het feit dat eisers daar familie hebben wonen kan geen indicatie vormen voor het hebben van een vestigingsalternatief omdat zij bij de tante niet meer terecht kunnen nu deze bang is zelf problemen te krijgen. Ten slotte hebben eisers aangevoerd dat het inreisverbod hun ten onrechte is tegengeworpen nu zij met de beste bedoelingen gewacht hebben met hun aanvraag totdat zij identiteitspapieren hadden. Ook in het besluit is aangegeven dat hun intentie goedbedoeld was. Dit maakt dat het eisers niet verweten kan worden dat zij zich niet onverwijld hebben gemeld.
De beoordeling
7. In paragraaf C7/16.5.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is opgenomen dat de IND aanneemt dat een vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt te vrezen te hebben voor vervolging dan wel ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) geen binnenlands beschermingsalternatief heeft in de KAR, tenzij er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de vreemdeling zich in de KAR kan vestigen. De IND neemt in ieder geval aan dat de volgende aanknopingspunten de toepassing van een binnenlandsbeschermingsalternatief in de KAR kunnen rechtvaardigen:
- de vreemdeling is geboren in de KAR;
- de vreemdeling staat in de KAR geregistreerd als inwoner;
- de vreemdeling is afkomstig uit een gebied dat de facto onder het bestuur staat van de
Koerdische regionale overheid; of
- de vreemdeling heeft familieleden in de KAR.
8. De rechtbank buigt zich allereerst over het ter zitting door namens eiser naar voren gebrachte standpunt dat hem een verblijfsvergunning verleend dient te worden omdat ook aan zijn broer met een vergelijkbaar asielrelaas een vergunning is verstrekt. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt, omdat, zoals ter zitting is gebleken, die vergunning ongeveer 15 jaar geleden is verleend. Nu niet is onderbouwd dat de situatie in Koerdistan destijds vergelijkbaar is met de huidige situatie kan naar het oordeel van de rechtbank reeds daarom deze beroepsgrond niet slagen.
9. Dit geldt eveneens voor de op zitting gestelde problemen van de zus van eiser. Naar voren werd gebracht dat tijdens haar afwezigheid de woning van de zus van eiser zou zijn aangevallen en doorzocht. De zus is daarop met haar gezin naar Iran gevlucht. Nu de problemen van de zus van eiser op geen enkele wijze zijn onderbouwd noch is onderbouwd dat [naam 5] hier op enige wijze bij betrokken zou zijn, slaagt ook deze beroepsgrond niet.
10. De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris de toets of eisers een vestigingsalternatief in de KAR kan worden tegengeworpen conform paragraaf C7/16.5.2 van de Vc 2000 op de juiste wijze heeft verricht. Eisers zijn geboren in de KAR (Erbil) en hebben voor hun vertrek daar geregistreerd gestaan. Zij hebben immers van 2008 tot hun vertrek in 2021 in de KAR verbleven en volgens eisers is het in dat geval verplicht om ingeschreven te staan. Aangenomen kan daarom worden dat zij, wellicht op de laatste maanden na waarin zij zaten ondergedoken, die jaren hebben verbleven op het adres waarop zij waren ingeschreven. Ook wonen er familieleden van eisers in de KAR, te weten de tante van eiser en de ouders en broer van eiseres.
11. In hetgeen eiser hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris hun dit vestigingsalternatief niet heeft mogen tegenwerpen. De staatssecretaris heeft ervan mogen uitgaan dat eisers zich na hun terugkeer opnieuw in de KAR zullen kunnen vestigen, eventueel daarbij geholpen door hun familie. Voorts blijkt uit het relaas van eisers dat [naam 5] eiser bij toeval gevonden heeft, door het werk van eiser als postbesteller. Er is geen reden om aan te nemen dat hij hem bij terugkeer weer zal vinden. Dat hij inzage in de registers zal weten te krijgen, acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt met de enkele stelling dat hij een machtig man is met veel contacten. Bovendien kunnen eisers de autoriteiten om bescherming vragen. Dat zij eisers die bescherming niet willen of kunnen bieden, is evenmin aannemelijk gemaakt.
12. De goede bedoelingen van eisers ten spijt heeft de staatssecretaris zich , nu eisers op 29 december 2021 Nederland zijn binnengekomen en zich pas op 30 januari 2022 hebben gemeld, op het standpunt mogen stellen dat zij zich niet onverwijld hebben gemeld. Daarmee heeft de staatssecretaris de aanvragen mogen afwijzen als kennelijk ongegrond en hun mogen opdragen om Nederland onmiddellijk te verlaten. Dit biedt ingevolge artikel 66a, achtste lid, van de Vw 2000, grond om een inreisverbod op te leggen voor de duur van twee jaar.

Conclusie en gevolgen

13. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgt geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.