ECLI:NL:RBDHA:2024:1610
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Iraakse familie met beroep op vestigingsalternatief in Koerdisch gebied
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van een Iraakse familie tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. De eisers, een gezin bestaande uit een vader, moeder en twee minderjarige kinderen, hebben op 30 januari 2022 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 30 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvragen op juiste gronden heeft gedaan. De eisers hebben hun asielaanvragen onderbouwd met een relaas over hun verleden in Irak, waar zij te maken hebben gehad met geweld en bedreigingen van een man die lid was van een terroristische organisatie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de Koerdische Autonome Regio (KAR) als vestigingsalternatief kan worden aangemerkt, ondanks de zorgen van eisers over de veiligheid daar. De rechtbank wijst erop dat eisers in het verleden in de KAR hebben gewoond en dat er familieleden zijn die hen kunnen ondersteunen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat eisers zich niet onverwijld hebben gemeld na hun binnenkomst in Nederland. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State.