Uitspraak
Hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op ingekomen verzoek van:
[moeder01]
[vader01] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken;
- het aanvullend verzoek van de moeder, ingekomen op 24 januari 2024;
- het F9-formulier van 26 januari 2024, met bijlagen, van de moeder;
- het aanvullend verweer, met aanvullend verzoek van de vader, ingekomen
Verzoek en verweer
- in de even weken: vrijdag uit crèche/school tot dinsdag naar crèche/school;
- in de oneven weken: maandag uit crèche/school tot dinsdag naar crèche/school;
- te bepalen dat [minderjarige01] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man, althans [minderjarige01] ingeschreven zal staan in de BRP op het adres van de man;
- vast te stellen dat partijen sinds 1 september 2023 een co-ouderschap uitvoeren, inhoudende dat [minderjarige01] de ene week bij de man verblijft en de andere week bij de vrouw, waarbij de ouder bij wie [minderjarige01] is hem op woensdag naar de opvang/school brengt en de ouder naar wie [minderjarige01] toegaat hem die dat uit de opvang/school haalt en deze zorgregeling vast te stellen;
- en daaraan toe te voegen dat wanneer [minderjarige01] op een woensdag ziek mocht zijn of vrij van school, anders dan in het kader van vakanties en vrije dagen, hij die dag bij de man zal verblijven. Wanneer [minderjarige01] bij de vrouw is, brengt zij [minderjarige01] op woensdagochtend om 09.00 uur bij de man. Is [minderjarige01] bij de man, dan haalt de vrouw hem op 17.00 uur op bij de man.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01]
- Partijen oefenen samen het gezag over de minderjarige uit.
- De vrouw heeft drie kinderen uit een eerdere relatie:
- Het gaat nu beter met moeder. Zij ontvangt hulp (EMDR) om haar trauma, ontstaan door het overlijden van [kind02] , te verwerken.
- Kort na het overlijden van [kind02] hebben de ouders in samenspraak met het Crisis interventie team (CIT) een voorlopige zorgregeling afgesproken met betrekking tot [minderjarige01] . Dat hield in een week-op-week-af-regeling. Het CJG is ook betrokken.
- De vader wil dat [minderjarige01] twee dagen per week in [plaats02] naar de opvang gaat. Tot op heden ging hij vijf dagen per week in [plaats01] naar de opvang. Hier is hij gewend. Hij zal over een half jaar ook in [plaats01] naar school gaan.
- De moeder vindt het in het belang van [minderjarige01] dat hij zijn hoofdverblijf heeft in zijn vertrouwde omgeving bij moeder en zijn zusje [kind03] en zijn broer [kind01] .
- De moeder wist niet dat [minderjarige01] in [plaats02] , waar de vader inmiddels woont, naar een crèche gaat. Hier heeft zij geen toestemming voor gegeven. Zij is er door eigen telefonisch onderzoek achter gekomen dat [minderjarige01] op de maandagen en dinsdagen dat hij bij zijn vader verblijft, bij crèche [kinderdagverblijf01] in [plaats02] is ingeschreven zonder haar toestemming. Het CIT is van mening is dat het niet in het belang van [minderjarige01] is dat hij op twee verschillende crèches verblijft.
- Moeder vindt het belangrijk dat de vader een uitgebreide rol speelt in het leven van [minderjarige01] , maar doordat vader nu in [plaats02] is gaan wonen vindt moeder een week op-week-af-regeling niet meer haalbaar. Na de zomer gaat [minderjarige01] naar de basisschool [naam school01] te [plaats01] ( [wijk01] ). Partijen hebben [minderjarige01] daar samen ingeschreven. De basisschool staat tegenover de crèche van [minderjarige01] . De kinderen gaan zo nu en dan al op bezoek bij de kleuterklassen zodat ze gewend raken aan hoe het er op school aan toe gaat.
Standpunt van de vader
- Vader is van mening dat hij de stabiele factor is voor [minderjarige01] . Hij heeft een hechte band met zijn zoon en heeft met zijn werkgever afspraken gemaakt om in de week dat [minderjarige01] bij hem is, er zo veel mogelijk voor hem is. Na het overlijden van [kind02] heeft de vader de zorg van [minderjarige01] op zich genomen. Vader maakte zich ernstig zorgen over de psychische gesteldheid van moeder en over haar opvoedkundige capaciteiten in die periode. Omdat de vader in [plaats01] geen woning kon vinden na het verbreken van de relatie heeft hij een woning gehuurd in [plaats02] , omdat zijn familie daar woont. [minderjarige01] heeft met oma vaderszijde goed contact. Vader meent dat het in het belang van [minderjarige01] is dat hij zijn hoofdverblijf bij vader heeft. Bij de moeder gaat [minderjarige01] vijf dagen naar de opvang en bij vader slechts twee dagen. De rest van de week vult de vader zelf in. De vader vindt het in het belang van [minderjarige01] dat [minderjarige01] zo weinig mogelijk naar de opvang gaat, ook later als hij naar school gaat.
- Vader heeft op de zitting gezegd dat hij er nu wel weer vertrouwen in heeft dat [minderjarige01] door de vrouw goed wordt verzorgd.
- Per 1 september 2023 is de week-op-week-af-regeling getroffen in overleg met het CIT. Deze regeling verloopt goed. [minderjarige01] gaat sinds 4 december 2023 naar de kinderopvang in [plaats02] voor 2 dagen en vader heeft dat aan moeder gemeld via een whatsapp-bericht. De vader is het er niet mee eens dat [minderjarige01] naar basisschool [naam school01] gaat. Vader wil de co-ouderschapsregeling handhaven zoals deze nu is.
- De man stemt in met de vakantieregeling zoals de moeder heeft voorgesteld.