ECLI:NL:RBDHA:2024:16043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
23/8375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een Woo-verzoek inzake informatie over graffiti van Extinction Rebellion op de A12

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Woo-verzoek. Eiser had verzocht om informatie over het verwijderen van teksten op de muren van de tunnelbak van de A12, gerelateerd aan de acties van Extinction Rebellion. De rechtbank constateert dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het verzoek gedeeltelijk heeft ingewilligd, maar ook een deel heeft afgewezen. Eiser stelt dat de rechtbank moet toetsen of de weigeringsgronden correct zijn toegepast en of alle informatie is verstrekt, met een beroep op het beginsel van 'inequality of arms' zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.

De rechtbank oordeelt dat artikel 6 van het EVRM niet van toepassing is op Woo-zaken, omdat deze procedures het algemeen belang van openbaarmaking betreffen en niet de burgerlijke rechten van de verzoeker. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom de weigeringsgronden onjuist zijn toegepast. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat alle relevante documenten zijn gezocht en dat er geen reden is om aan te nemen dat er nog andere documenten onder verweerder berusten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

De uitspraak is gedaan door rechter E.K.S. Mollen en is openbaar uitgesproken op 13 september 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. drs. W.M. Logtenberg en mr. J.H.M. Lurvink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het Woo [1] -verzoek van eiser.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 16 februari 2023 heeft eiser een Woo-verzoek bij verweerder ingediend. Met dit verzoek heeft eiser gevraagd om alle informatie over het verwijderen van teksten op de muren van de tunnelbak van de A12 met betrekking tot de acties van Extinction Rebellion. Verweerder heeft dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Verweerder legt het begrip “inequality of arms” uit artikel 6 van het EVRM [2] te beperkt uit. Eiser kan alleen maar gissen welke stukken verweerder heeft over deze bestuurlijke aangelegenheid. Hij kan niet controleren of de inventarisatielijst compleet is en of verweerder de stukken op de juiste wijze heeft geanonimiseerd. Verweerder heeft daarentegen toegang tot alle systemen en kent deze systemen ook goed. Dit verschil zal op de een of andere manier gecompenseerd moeten worden. Dit had verweerder bijvoorbeeld kunnen doen door veel uitvoeriger te beschrijven hoe er gezocht is en daar ook bewijsstukken van te overleggen. Ook had de bezwaarcommissie de gelakte en de ongelakte dataset met elkaar moeten vergelijken. Eiser verzoekt de rechtbank daarom deze ongelijkheid te compenseren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Was de zoekslag van verweerder volledig?
4. Volgens vaste rechtspraak is artikel 6 van het EVRM niet van toepassing op procedures over de Wob, omdat hierin het algemeen belang bij openbaarmaking aan de orde is en niet enig burgerrechtelijk recht of enige burgerrechtelijke verplichting van de verzoeker. [3] De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat dit niet ook voor de Woo zou gelden. Het beroep van eiser op “inequality of arms” slaagt daarom niet.
4.1.
Het is niet zo, dat een Woo-verzoeker zoals eiser in elk geval aannemelijk moet maken dat een stuk bij een bestuursorgaan berust. Pas als een bestuursorgaan na onderzoek stelt dat een document niet meer bij hem berust en die stelling is niet ongeloofwaardig, dan is het aan een verzoeker om aannemelijk te maken dat het document wél bij het bestuursorgaan berust. De rechter beoordeelt of het door het bestuursorgaan verrichte onderzoek zorgvuldig en volledig is geweest, waarbij het bestuursorgaan moet aangeven hoe naar de documenten is gezocht. [4]
4.2.
Verweerder heeft in het besluit op bezwaar toegelicht hoe hij heeft gezocht naar documenten waar eiser om heeft verzocht. Er is onder meer gezocht op de zoektermen ‘
Extinction Rebellion’
graffiti’ en ‘
Utrechtse baan’. Op de zitting heeft verweerder nog verder toegelicht dat bij zijn Woo-bureau alle Woo-verzoeken binnenkomen. Afhankelijk van het onderwerp van het Woo-verzoek zet het Woo-bureau het verzoek door naar de afdeling die over dat onderwerp gaat. In dit geval is dat Bureau Graffiti. Het Woo-bureau geeft een zoekinstructie mee, waarin staat dat alle relevante systemen moeten worden geraadpleegd, waaronder in ieder geval e-mail, WhatsApp en het archiefsysteem. Het verzoek van eiser was een van de eerste verzoeken over de acties van Extinction Rebellion in de tunnelbak van de A12. Op dat moment was er nog geen dossier opgebouwd, waardoor de documenten zich nog met name in de e-mailboxen van betrokken ambtenaren bevonden. Daar komen de meeste aangetroffen documenten dan ook vandaan. Verweerder heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat al het mogelijke is gedaan om alle relevante documenten te achterhalen. Een nieuwe zoekslag zal naar alle waarschijnlijkheid niets meer opleveren. Eiser heeft verder ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat er nog andere documenten onder verweerder berusten, waarover hij nog niet beschikt.
4.3.
Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Heeft verweerder de weigeringsgronden correct toegepast?
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de rechtbank de toepassing van de weigeringsgronden integraal moet controleren. Zoals volgt uit rechtsoverweging 4 van deze uitspraak is artikel 6 van het EVRM (“inequality of arms”) niet van toepassing op procedures over de Woo. Voor het overige heeft eiser niet onderbouwd welke weigeringsgronden onjuist zijn toegepast en waarom dat zo is. Het ligt in de eerste plaats op de weg van eiser om aan te geven op welk punt of welke punten en waarom hij het niet met het bestreden besluit eens is. Alleen de stelling van eiser dat hij wil dat de rechtbank een controle op alle documenten toepast, is onvoldoende.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet open overheid.
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 januari 2024 ECLI:NL:RVS:2024:143.
4.Uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:264.