ECLI:NL:RBDHA:2024:16037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/671557 / FA RK 24-6130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de duur van zes maanden, ten aanzien van een cliënt die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, waaronder een uitgebreide neurocognitieve stoornis met gedragsproblemen, en die eerder was opgenomen op basis van een zorgmachtiging. Tijdens de zitting op 10 september 2024 werd de cliënt bijgestaan door haar advocaat, en waren er verschillende zorgprofessionals en familieleden aanwezig.

De cliënt, geboren in 1944, heeft een complexe zorgvraag die niet in de thuissituatie kan worden opgevangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt, ondanks haar wens om thuis te blijven wonen met ondersteuning van haar dochter en thuiszorg, intensieve zorg nodig heeft die niet kan worden geboden in de thuissituatie. Er zijn zorgen over de veiligheid en het welzijn van zowel de cliënt als haar dochter, gezien eerdere incidenten van agressie en de psychische belasting die de zorg met zich meebrengt.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de zorgbehoefte van de cliënt alleen maar zal toenemen en dat de risico's van thuiszorg te groot zijn. Daarom is de rechterlijke machtiging verleend voor opname in een accommodatie, met de bepaling dat deze machtiging geldt tot en met 17 maart 2025. De rechtbank benadrukt dat de rechterlijke machtiging de eerder verleende zorgmachtiging niet onmiddellijk schorst, maar deze vervalt zodra de cliënt is opgenomen op basis van de rechterlijke machtiging, conform artikel 1 lid 6 Wzd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/671557 / FA RK 24-6130
Datum beschikking: 17 september 2024

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] ),

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [accomodatie] , afdeling Geriatrie te [plaats] ,
advocaat: mr. J. Gravesteijn te Den Haag.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 9 augustus 2024;
- een op 21 augustus 2024 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, P.S. Boere, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 21 mei 2024.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 september 2024. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- arts, mevrouw R. Litjens
- geriater, de heer R. Pameijer;
- dochter, mevrouw [naam] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting verzocht het verzoek af te wijzen. Cliënt geeft aan niet in een verpleeghuis te willen verblijven en naar huis te willen. Cliënt vindt dat zij met behulp van thuiszorg en haar dochter thuis kan wonen. Voor de thuissituatie zal haar dochter ook een aanvraag voor dagbesteding doen via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De advocaat verzoekt om de rechterlijke machtiging af te wijzen en cliënt en haar dochter de kans te geven om het thuis te proberen met behulp van thuiszorg en dagbesteding via de Wmo.
De arts heeft ter zitting, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat er grote zorgen zijn. Tijdens de opname is beginnende dementie vastgesteld bij cliënt. Daarbij wordt ook overzichtsverlies gezien. Cliënt heeft weinig uitstellend vermogen. Wanneer zij hulp nodig heeft, wil zij die hulp onmiddellijk. Lukt dat niet, dan leidt het tot lastige situaties. Cliënt gaat dan huilen en blijft aandringen. In de thuissituatie, voor de opname, heeft dit voor veel spanning tussen cliënt en haar dochter gezorgd. Verschillende soorten medicatie zijn ondertussen geprobeerd om deze spanningen te kunnen verminderen, maar dit werkt onvoldoende. Cliënt verplaatst zich met een rollator of rolstoel. De arts verwacht niet dat de mobiliteit van cliënt veel zal verbeteren. Dementie speelt een grote rol in het ziektebeeld en die aandoening heeft een progressief ziektebeeld. De benodigde zorg zal alleen maar meer worden. De arts vindt het daarom niet verstandig dat cliënt naar huis gaat. Thuiszorg en de dochter kunnen de benodigde zorg niet leveren.
De geriater heeft ter zitting, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat cliënt een intensieve zorgvraag heeft die niet in de thuissituatie kan worden op opgevangen. Tijdens de opname is gebleken dat er ook sprake is van een psychogeriatrische aandoening die op de voorgrond staat. Vanuit de accommodatie zal een passende plek voor cliënt gevonden moeten worden in het kader van de Wzd. Met de verzochte rechterlijke machtiging kan de indicatie daarvoor worden aangevraagd. Op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) loopt een zorgmachtiging tot en met 20 december 2024. De eventuele verlening van een rechtelijke machtiging op basis van de Wzd zal niet voor een onmiddellijke schorsing van de zorgmachtiging leiden.
De dochter acht zichzelf in staat om thuis de intensieve zorg voor haar moeder te kunnen dragen. De dochter is ervan overtuigd dat er geen incidenten meer zullen plaatsvinden tussen haar en cliënt omdat zij het voornemen heeft om via de Wmo dagbesteding aan te vragen. De dochter wil graag een nieuwe kans krijgen om cliënt thuis te verzorgen. Als de zorg toch te intensief blijkt te zijn, dan kan cliënt altijd nog naar een verpleeghuis.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis met gedragsproblemen, waarbij er sprake is van een mengbeeld Alzheimer en vasculaire dementie. Tevens is er sprake van een recidiverende angst- en paniekstoornis.
Deze psychogeriatrische aandoening die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Momenteel is cliënt opgenomen op basis van een zorgmachtiging. De cognitieve stoornissen zijn dusdanig dat ze interfereren met het handelen in het dagelijks leven van cliënt. Ook is er gedragsmatig sprake van ontremmingen. Cliënt is in de thuissituatie afhankelijk van anderen voor zorg die zij nodig heeft (boodschappen doen, koken, wassen). Voor de opname was er sprake van veel ruzie en spanning in de thuissituatie met de dochter. Cliënt heeft daarbij richting haar dochter gescholden en met spullen gegooid. Ook heeft zij haar dochter geschopt, geknepen en met een mes bedreigd. Tijdens een van die ruzies heeft de dochter hete koffie in het gezicht van cliënt gegooid. De dochter is door de zorg aan haar moeder overspannen geraakt en heeft daarvoor psychologische begeleiding gekregen.
De rechtbank ziet de goede intenties van de dochter. Zij wil haar moeder graag thuis verzorgen. Ondanks dat ook cliënt aangeeft naar huis te willen, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verzorging thuis in deze omstandigheden niet verantwoord is. Cliënt heeft continue intensive zorg nodig. Als cliënt weer naar huis zou gaan, dan zal toch - ondanks thuiszorg en een dagbesteding - het grootste deel van die zorg door de dochter verleend moeten worden. Gelet op de leeftijd en het progressieve ziektebeeld van cliënt zal de benodigde zorg alleen maar toenemen en intensiever worden. De rechtbank acht het daarom niet verantwoord dat cliënt thuis wordt verzorgd. Het risico op ernstige incidenten, zoals die al eerder tussen cliënt en haar dochter hebben plaatsgevonden, is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank te groot.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden. Zoals de geriater ter zitting terecht heeft aangevoerd zal een rechterlijke machtiging de eerder verleende zorgmachtiging niet onmiddellijk schorsen. De rechterlijke machtiging doet de zorgmachtiging vervallen als cliënt is opgenomen in een accommodatie op grond van de rechterlijke machtiging, aldus artikel 1 lid 6 Wzd.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[de vrouw] ),

geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 maart 2025
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, rechter, bijgestaan door S.N. Maas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.