ECLI:NL:RBDHA:2024:16035

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/671836 / FA RK 24-6271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot schorsing van verplichte zorg op basis van artikel 10:9 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, geboren in 1985 in Noord-Macedonië en momenteel verblijvende in een accommodatie, heeft een klacht ingediend tegen de zorgverantwoordelijke, GGZ Rivierduinen, over het toedienen van medicatie, het beperken van zijn bewegingsvrijheid en zijn opname in een accommodatie. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waarbij verzoeker bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. J.I. Echteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker onder een zorgmachtiging valt die op 29 maart 2024 is verleend en geldig is tot 29 maart 2025. Verzoeker heeft in augustus 2024 een klacht ingediend bij de klachtencommissie, die deze op 22 augustus 2024 ongegrond verklaarde. Verzoeker verzet zich tegen de verhoging van de dosering van zijn medicatie, penfluridol, en tegen zijn opname in de accommodatie. Hij stelt dat de medicatie bijwerkingen heeft die zijn functioneren beïnvloeden en dat hij op dit moment stabiel is.

De psychiater, T. Hoeksema, heeft echter aangegeven dat de verhoging van de medicatie noodzakelijk is om een recidief van een paranoïde psychose te voorkomen. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende aanleiding is om te concluderen dat de zorgverantwoordelijke onjuist heeft gehandeld. De rechtbank heeft het verzoek tot schorsing afgewezen, waarbij de continuïteit van de zorg en de veiligheid van verzoeker en zijn omgeving voorop stonden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/671836 / FA RK 24-6271
Datum beschikking: 10 september 2024
Verzoek tot schorsing ex artikel 10:9 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Beschikking op het op 30 augustus 2024 ingediende verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] , Noord-Macedonië,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in een accommodatie van [accomodatie] , afdeling [afdeling] , te [plaats]
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoeker ingediend bij de klachtencommissie GGZ Zuid-Holland-Noord (hierna: de klachtencommissie) op 30 augustus 2024.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de zorgaanbieder, GGZ Rivierduinen.

Feiten en procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Aan verzoeker wordt door de zorgaanbieder verplichte zorg verleend krachtens een door deze rechtbank verleende zorgmachtiging van 29 maart 2024 geldend uiterlijk tot en met 29 maart 2025.
Op 5 augustus 2024 heeft psychiater S. Lotgering van zorgaanbieder GGZ Rivierduinen verzoeker schriftelijk bericht dat de volgende in de zorgmachtiging opgenomen vormen van verplichte zorg zullen worden toegepast: het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie.
Verzoeker heeft bij brief van 8 augustus 2024 bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie. Op grond van artikel 10:11 Wvggz heeft verzoeker tevens verzocht een schadevergoeding op basis van billijkheid toe te kennen.
De klachtencommissie heeft op 22 augustus 2024 de klacht ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht de door hem ingediende klacht tegen het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie alsnog gegrond te verklaren, alsmede de beslissing waartegen de klacht is gericht op grond van artikel 10:9, eerste lid, Wvggz, te schorsen. Op grond van artikel 10:11 Wvggz heeft verzoeker tevens verzocht om een schadevergoeding op basis van billijkheid toe te kennen.
Op 10 september 2024 is het verzoek tot schorsing ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, T. Hoeksema;
- de verpleegkundig specialist, B. Heibroek.

Standpunten partijen

Standpunt verzoeker
Door en namens verzoeker is, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. Verzoeker verzet zich tegen het toedienen van de medicatie, in die zin dat hij zich verzet tegen de verhoging van de dosering van het medicijn penfluridol van 10 mg naar 20 mg en de opname in de accommodatie.
Verzoeker heeft veel last van de bijwerkingen van de medicatie. Hij voelt zich door de medicatie een zombie en zijn autistische kenmerken worden versterkt. Verzoeker is in juni jl. op vakantie geweest met zijn moeder. Het zombie-achtige gevoel door de medicatie zorgden toen voor spanningen bij verzoeker waardoor er tijdens de vakantie incidenten waren met zijn moeder en verzoeker tijdelijk in een andere vakantie-accommodatie heeft verbleven. Verzoeker heeft vervolgens de dosering verlaagd zodat de spanningen en daarmee de incidenten afnamen. Na de vakantie is op 3 juli jl. in overleg met de behandelaren de medicatie “officieel verlaagd” van 20 mg naar 10 mg.
Verzoeker heeft ook EMDR therapie gevolgd voor traumatische gebeurtenissen uit zijn verleden. Na de vakantie namen de spanningen als gevolg van deze therapie toe en was er sprake van flinke paniekaanvallen. Verzoeker is vervolgens gedwongen opgenomen en beperkt in zijn bewegingsvrijheid, omdat er sprake zou zijn van een psychose en hij zijn moeder zou hebben aangevallen. De dosering penfluridol is toen weer verhoogd van 10 mg naar 20 mg. Verzoeker benadrukt dat hij zijn moeder voorafgaande aan de opname niet fysiek heeft aangevallen. Dat is ten onterechte aangenomen door zijn behandelaren. De moeder heeft dit later ook bevestigd richting zijn behandelaren.
Verzoeker erkent dat hij gevoelig is voor psychoses en dat hij in het verleden ook psychoses heeft gehad. Volgens verzoeker is er op dit moment geen sprake van een psychose en worden de spanningen veroorzaakt door paniekaanvallen. Voor de verhoging van de dosering van de medicatie en de opname is daarom geen grond. Op dit moment gaat het goed met verzoeker en voelt hij zich stabiel. Verzoeker wil terug naar huis en dat de dosering penfluridol verlaagd wordt naar 10 mg. Met behulp van zijn moeder en een vriend zal hij thuis verder werken aan zijn zelfstandigheid, bijvoorbeeld door het leren koken. Als het de bedoeling is dat er meer afstand komt in de relatie met zijn moeder, dan heeft verzoeker daar therapie voor nodig.
Verzoeker wil ook een ander behandelteam in het ambulante kader. Door de gebeurtenissen van afgelopen periode, de onwaarheden op basis waarvan verzoeker is opgenomen en het verschil van mening tussen verzoeker en zijn ambulant psychiater, is er geen vertrouwen meer bij verzoeker en zal de behandeling door dit team niet langer doelmatig zijn.
Standpunt psychiater
De psychiater heeft, kort en zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht. Verzoeker is op 2 augustus jl. gedwongen opgenomen in de accommodatie in Leidschendam, omdat er volgens het ambulante behandelteam aanwijzingen waren voor een recidief paranoïde psychose. Verzoeker liet toenemend verward gedrag zien en er waren zorgen over de veiligheid van de moeder door het gedrag van verzoeker. De dosering penfluridol is verhoogd van 10 mg naar 20 mg om de psychose te behandelen. Sindsdien is de psychose aan het verbleken. De verwachting is dat als de dosering weer wordt verlaagd de psychose zal “opvlammen”. De psychiater kan de beschreven bijwerkingen plaatsen maar wil in dit stadium van de behandeling niet overstappen naar andere medicatie omdat daarmee de inmiddels verbleekte psychose weer kan toenemen.
Ten aanzien van de opname wordt er naartoe gewerkt om verzoeker weer zo snel mogelijk naar huis te laten gaan. Verzoeker zou in eerste instantie op 22 augustus jl. met ontslag gaan, maar het lukte uiteindelijk niet om goede afspraken te maken over het contact met zijn moeder. Het ontslag is daarom uitgesteld. Vervolgens is verzoeker op 23 augustus jl. overgeplaatst naar de huidige accommodatie. Verzoeker oefent op dit moment met zijn vrijheden en hij is al naar huis geweest. Volgens de psychiater heeft verzoeker toen wel weer een aanvaring gehad met zijn moeder. De psychiater stelt dat de moeder heeft aangegeven dat het contact tussen haar en verzoeker flink beperkt zal moeten worden, omdat zij dit niet meer aan kan. Verzoeker zal daarom extra begeleiding en sturing nodig hebben in de thuissituatie om te werken aan zijn zelfstandigheid. Tot op heden stond verzoeker daar niet voor open. Als verzoeker van ambulant behandelteam wil wisselen, dan moet dit worden geregeld voordat verzoeker naar huis kan. In dat geval zal de opname langer duren.

Beoordeling

Op grond van artikel 10:9 lid 1 Wvggz kan de rechtbank de beslissing, waartegen de klacht is gericht, schorsen. De rechtbank hanteert daarbij een terughoudende toets. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 3:2, lid 2 sub a Wvggz de basisvoorwaarde voor dwangbehandeling is dat het gedrag van verzoeker als gevolg van de psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Wat betreft de psychische stoornis en het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel verwijst de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank van 29 maart 2024, waarbij ten aanzien van verzoeker een zorgmachtiging is afgegeven. Deze beslissing heeft kracht van gewijsde.
Toedienen van medicatie
Uit de verklaring van de psychiater ter zitting volgt thans voldoende dat het voorgeschreven medicijn in lijn is met de professionele standaard, dat rekening is gehouden met de bij behandelaars bekende en door verzoeker gestelde bijwerkingen, en dat op dit moment geen passende alternatief kan worden geboden.
De rechtbank overweegt verder dat door de betrokken behandelaren is waargenomen dat er sprake is van een verband tussen de verlaging van de medicatie van 10 mg naar 20 mg en het recidief paranoïde psychotisch beeld bij verzoeker. Momenteel is de psychose aan het verbleken. Het risico bestaat dat als de medicatie verlaagd wordt de psychose weer zal toenemen. Gelet op dit risico is de rechtbank van oordeel dat de continuïteit van het toedienen van de verhoogde dosering penfluridol prevaleert boven het belang van verzoeker bij een verlaging van de dosering, dan wel onderbreking van de medicatie.
Opname in een accommodatie en beperken van de bewegingsvrijheidDe rechtbank overweegt dat verzoeker is opgenomen in verband met toenemend zorgelijk gedrag in de thuissituatie veroorzaakt door zijn psychose. Op dit moment is ontslag uit de accommodatie niet mogelijk. Het is de behandelaren namelijk nog niet gelukt om goede afspraken over de thuissituatie met verzoeker te maken. Ook heeft verzoeker aangegeven niet verder te willen met zijn huidige ambulante behandelteam. Verzoeker en zijn behandelaren zijn daarover nog in gesprek. Zonder afspraken met het (nieuwe) ambulante behandelingsteam leidt ontslag tot ernstig nadeel.
ConclusieDe rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om te kunnen concluderen dat sprake is van een onjuiste beoordeling door de zorgverantwoordelijke en in het verlengde daarvan ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om gebruik te maken van haar (discretionaire) bevoegdheid tot schorsing van het besluit tot het toedienen van (minder) medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie, in afwachting van de beslissing op het klachtverzoek van verzoeker door de rechtbank.
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing:

De rechtbank:
wijst het verzoek tot schorsing van het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en de opname in een accommodatie af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, rechter, bijgestaan door
mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2024.