ECLI:NL:RBDHA:2024:16030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/668733 JE RK 24-1207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, omdat de minderjarige zowel lichamelijke als verstandelijke beperkingen heeft, en er zorgen zijn over zijn ontwikkeling en opvoeding. De minderjarige woont bij zijn moeder, terwijl de vader en moeder gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij hij heeft gekeken naar de eerdere beschikking van 22 augustus 2023, waarin de ondertoezichtstelling was ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2024 waren zowel de ouders als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en de zorgen over zijn ontwikkeling en de spanningen binnen het gezin besproken. De kinderrechter concludeert dat de bedreigingen voor de ontwikkeling van de minderjarige nog steeds aanwezig zijn en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedomgeving. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 22 augustus 2025, met de nadruk op het belang van passende hulpverlening en het inschakelen van een vaste jeugdbeschermer. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/668733 / JE RK 24-1207
Datum uitspraak: 20 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam] , een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.4.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 augustus 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 22 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. [de minderjarige] heeft zowel een lichamelijke als verstandelijke beperking en een achterstand in zijn fijne en grove motoriek. Er is sprake van een vertraagde spraak- en taalontwikkeling en er zijn zorgen over zijn gamegedrag. Door zijn beperkingen heeft hij een vergrote opvoed- en zorgvraag en extra stabiliteit en stimulatie nodig. De ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] is nog steeds aanwezig. [de minderjarige] heeft last van de gespannen verstandhoudingen tussen de ouders en andere familieleden. Hij heeft al lange tijd geen contact meer met zijn vader en hij blijft aangeven dat hij dit niet wil. Verder zijn er zorgen over de draagkracht van de moeder en is er onvoldoende zicht op de opvoedomgeving van [de minderjarige] . De WSS heeft haar excuses aangeboden, omdat er afgelopen periode te weinig is gebeurd, waardoor de situatie niet is verbeterd. Er is op dit moment geen vaste jeugdbeschermer meer betrokken bij het gezin en het is nog niet gelukt om passende hulpverlening in te schakelen. De komende periode is het van belang dat er gesprekken worden gevoerd met [de minderjarige] om te achterhalen waarom hij de vader niet wil zien, zodat hopelijk deze weerstand kan worden weggenomen en het contact kan worden hersteld. Er is een intake geweest bij Gro-up, maar Gro-up kan mogelijk onvoldoende aansluiten bij het intelligentieniveau en de beperkingen van [de minderjarige] . Er is wel een passende hulpverlening mogelijk via HouVast die wel gericht zijn op minderjarigen met een lichtverstandelijke beperking, maar deze hulpverlening is niet ingekocht door de gemeente, waardoor er eerst toestemming nodig is voordat dit kan worden ingezet. De komende periode is het van belang dat er weer een vaste jeugdbeschermer betrokken raakt bij het gezin, er passende hulpverlening kan worden ingezet en er meer zicht komt op de opvoedomgeving van [de minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] de auto niet uit wil als ze naar de vader gaan. De moeder is het er mee eens dat komende periode onderzoek zal worden gedaan waarom [de minderjarige] de vader niet wil zien en geeft ook toestemming voor de hulpverlening om bij haar thuis langs te komen.
4.2.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij instemt met verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader ziet [de minderjarige] alleen als de moeder met hem langskomt, maar hij blijft dan in de auto zitten. De vader wil [de minderjarige] graag weer zien en leuke dingen met hem doen. Toen Gemiva nog betrokken was bij het gezin gaven ze ook advies aan de vader hoe hij het beste kon omgaan met [de minderjarige] . Op dit moment is er geen hulpverlening meer betrokken en is de situatie nog niet verbeterd.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] – zoals besproken bij beschikking van 22 augustus 2023 – nog onverminderd aanwezig zijn. [de minderjarige] heeft door zijn lichamelijke en verstandelijke beperking een bovengemiddelde opvoedbehoefte. Er zijn zorgen over de draagkracht van de moeder en of zij voldoende bij [de minderjarige] kan aansluiten, en over de aanhoudende spanningen tussen de ouders en overige familieleden. [de minderjarige] wil al lange tijd geen contact meer met de vader en het is onduidelijk wat daar de onderliggende oorzaak van is. De afgelopen periode is het niet gelukt om de hulpverlening op te starten en de situatie te verbeteren, mede doordat de GI zich onvoldoende heeft ingezet en er op dit moment geen vaste jeugdbeschermer meer betrokken is. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen. De komende periode zal de GI moeten werken aan zicht krijgen op de opvoedomgeving van [de minderjarige] bij de moeder, aan inzicht krijgen in het familiesysteem en de weerstand van [de minderjarige] om de vader te zien, en aan het wegnemen van die weerstand om naar contact(herstel) toe te werken. Gelet op de stappen die nog moeten worden gezet vindt de kinderrechter de duur van twaalf maanden passend en geboden.
5.3.
Verder benadrukt de kinderrechter dat er zo snel mogelijk een nieuwe vaste jeugdbeschermer betrokken raakt en dat de benodigde hulpverlening wordt ingeschakeld. Ter zitting is door de GI toegelicht dat er nog geen geschikte hulpverleningsinstantie is gevonden binnen het aanbod van de gemeente. De GI heeft toegelicht dat HouVast de passende hulpverlening is die nodig is om te werken aan het wegnemen van de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] . Omdat de gemeente deze vorm van jeugdhulp niet heeft ingekocht, is een intake geweest bij Gro-up. Maar Gro-up sluit hoogstwaarschijnlijk onvoldoende aan bij de bij de beperkingen en behoeften van [de minderjarige] , zodat deze vorm van jeugdhulp minder passend is. De kinderrechter vindt het van belang dat [de minderjarige] passende hulpverlening krijgt. Die hulpverlening is er in de vorm van HouVast, en het is niet in [de minderjarige] belang dat hem deze hulp wordt ontzegd slechts omdat deze niet is ingekocht. De kinderrechter acht het van groot belang dat er zo snel mogelijk gestart kan worden met passende hulpverlening voor [de minderjarige] en doet een dringend beroep op alle partijen – maar ook op de gemeente – om dat te bewerkstelligen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 22 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024 door mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 3 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.