ECLI:NL:RBDHA:2024:16022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/663366 / FA RK 24-2041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1989, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De officier van justitie had op 20 maart 2024 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de zitting werd duidelijk dat er geen update was gestuurd door de zorginstelling over de behandeling en medicatie van de betrokkene, ondanks eerdere verzoeken van de rechtbank. De betrokkene was recent overgestapt van depotmedicatie naar orale medicatie, maar er was bezorgdheid over zijn ziektebesef en de mogelijkheid dat hij zonder zorgmachtiging zou stoppen met de medicatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel af te wenden en zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van de verplichte zorg tot en met 9 april 2025, waarbij de maatregelen omvatten het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De beschikking werd gegeven door rechter J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier V.A.H. Schoorl, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/663366 / FA RK 24-2041
Datum beschikking: 27 augustus 2024

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie van [instelling] te [plaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 maart 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 15 maart 2024 ondertekende medische verklaring van D. van Schie, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een niet ingevulde zorgkaart;
- een aangepast zorgplan van 30 april 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 20 maart 2024;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie.
Bij beschikking van 9 april 2024 heeft de rechtbank de zorgmachtiging afgegeven tot 9 juni 2024 en voor het overige aangehouden. Bij beschikking van 3 juni 2024 heeft de rechtbank de zorgmachtiging afgegeven tot 3 september 2024 en voor het overige aangehouden.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2024. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, Y. de Kok;
- de afdelingsarts, S. Koole;
- de verpleegkundige en coördinerend begeleider van de afdeling, [naam] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij blij is dat de medicatie is omgezet van depot naar tabletvorm. Betrokkene beseft zich dat als hij de pillen niet goed inneemt hij weer een depot krijgt. Betrokkene wil in de toekomst het liefst op zichzelf wonen. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de zorginstelling opnieuw geen update naar alle partijen heeft gestuurd over de behandeling van betrokkene en de afbouw van de medicatie terwijl dit wel is besproken op de zittingen van 9 april en 3 juni 2024 en dat ook expliciet is opgedragen in de beschikkingen. De rechtbank heeft de opdracht gegeven dat er een plan van aanpak moest worden gemaakt, maar dat is tot twee keer toe niet gedaan. Betrokkene weigert de medicatie niet en hij is bereid om de medicatie te blijven nemen. Betrokkene krijgt verder geen behandeling en het is voor hem onduidelijk welke concrete stappen hij moet zetten om toe te kunnen werken naar zelfstandigheid. Betrokkene zou het graag zonder zorgmachtiging willen proberen om te laten zien dat hij het kan. Als het dan misgaat accepteert hij de consequenties.
De afdelingsarts heeft, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat betrokkene veel last had van het depot en de wens had om over te stappen naar orale medicatie. In het verleden is dit echter vaak misgegaan. In overleg met de psychiater zijn daarom strenge afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat betrokkene de orale medicatie goed inneemt. Tot op heden verloopt dat redelijk goed.
De psychiater heeft, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat betrokkene pas sinds kort is overgestapt naar de orale medicatie en dat het depot ook nog enige maanden blijft doorwerken in het lichaam. Betrokkene neemt de medicatie in, maar doet dat vermoedelijk omdat hij weet dat hij streng gecontroleerd wordt en er een zorgmachtiging is. Er kan dus niet gesproken worden van het volledig vrijwillig innemen van de medicatie. Het ziektebesef van betrokkene is beperkt waardoor het risico hoog blijft dat hij zal stoppen met de medicatie, omdat hij de consequenties daarvan niet goed kan overzien. De komende periode is het van belang dat verder in de gaten wordt gehouden hoe de medicatie inname verloopt en welk effect de overstap van depot naar orale medicatie heeft op betrokkene.
De verpleegkundige heeft, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat er voldoende aanbod is voor behandeling en activiteiten, maar dat betrokkene daarvoor niet gemotiveerd is. Betrokkene weigert de medicatie niet, maar haalt deze ook niet zelf actief op. Het risico dat betrokkene zonder zorgmachtiging zal stoppen met de medicatie is groot. Betrokkene had aangegeven dat hij zich niet goed voelde door het depot en hij verwachtte dat dit beter zou worden met orale medicatie. Tot nu toe is er echter nog geen verschil te zien in de zelfzorg en het ondernemen van activiteiten bij betrokkene, terwijl dat wel van (cruciaal) belang is als betrokken wil toewerken naar zelfstandigheid, zoals hij zegt. De verpleegkundige biedt namens de zorginstelling zijn excuses aan dat er geen update en plan van aanpak op papier is gezet, maar er zijn wel degelijk gesprekken gevoerd en stappen ondernomen met betrokkene.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene is recent overgestapt van depot medicatie naar orale medicatie. Het depot zal nog enige tijd nawerking hebben en de komende periode zal duidelijk moeten worden welk effect de overstap naar de orale medicatie heeft op het toestandsbeeld van betrokkene en of het betrokkene lukt om de orale medicatie goed in te blijven nemen. Momenteel wordt er nog geen verbetering van het toestandsbeeld gezien bij betrokkene. Er is nog steeds sprake van een verminderde concentratie, slecht geheugen en een stoornis in de executieve functies. De komende maanden is de zorgmachtiging nodig om te kunnen blijven monitoren hoe de medicatie inname verloopt.
De rechtbank merkt op dat, hoewel daar tot twee keer toe om verzocht is door de rechtbank in de beschikkingen van 9 april en 3 juni 2024, er voorafgaand aan de zitting geen update is gestuurd door de zorginstelling over de behandeling en de medicatie van betrokkene en dat er nog geen plan van aanpak op papier is gezet. Hoewel ter zitting is gebleken dat er wel degelijk stappen zijn gezet de afgelopen periode door in gesprek te gaan met betrokkene over de medicatie en over te stappen van een depot naar orale medicatie, is het van belang dat er een concreet plan van aanpak op papier komt zodat betrokkene weet wat er van hem verwacht wordt en zodat de rechtbank (en de advocaat) voldoende geïnformeerd zijn over het verloop van de behandeling. De komende periode dient verder gekeken te worden hoe het innemen van de orale medicatie verloopt en of het mogelijk is om toe te werken naar een vrijwillig kader. Mocht de instelling van mening zijn dat er een verlenging van de zorgmachtiging nodig is, dan ziet de rechtbank in de nieuwe aanvraag in ieder geval terug hoe het gaat met de medicatie inname van betrokkene en wat de risico’s zijn op het staken van deze inname mocht er geen zorgmachtiging worden verleend. Daarnaast ziet de rechtbank graag terug welke verdere behandeling aan betrokkene wordt aangeboden en in hoeverre betrokken daarvan gebruik heeft gemaakt.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint ende door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is recent overgestapt naar orale medicatie en neemt die ook in, maar hij lijkt dit met name te doen vanwege de zorgmachtiging. Betrokkene heeft een beperkt ziektebesef- en inzicht en de verwachting is dat betrokkene zonder zorgmachtiging de medicatie niet meer adequaat zal innemen met decompensatie als gevolg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de betrokkene] ,

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 april 2025;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Sluymer, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 september 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.