ECLI:NL:RBDHA:2024:16022
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1989, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De officier van justitie had op 20 maart 2024 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de zitting werd duidelijk dat er geen update was gestuurd door de zorginstelling over de behandeling en medicatie van de betrokkene, ondanks eerdere verzoeken van de rechtbank. De betrokkene was recent overgestapt van depotmedicatie naar orale medicatie, maar er was bezorgdheid over zijn ziektebesef en de mogelijkheid dat hij zonder zorgmachtiging zou stoppen met de medicatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel af te wenden en zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van de verplichte zorg tot en met 9 april 2025, waarbij de maatregelen omvatten het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De beschikking werd gegeven door rechter J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier V.A.H. Schoorl, en is uitgesproken ter openbare zitting.