ECLI:NL:RBDHA:2024:16018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.18545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een Libanese vrouw met vrees voor eerwraak en problemen met ex-man lid van Hezbollah

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Libanese vrouw die vreesde voor haar ex-man, die lid zou zijn van Hezbollah, en voor eerwraak van haar broers. De vrouw had op 15 augustus 2022 asiel aangevraagd in Nederland, na een verleden van mishandeling en verkrachting door haar ex-man en een andere man in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de vrezen van de vrouw onvoldoende waren beoordeeld door de minister van Asiel en Migratie, die haar aanvraag had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de minister niet voldoende rekening had gehouden met de kwetsbare mentale gesteldheid van de vrouw en de invloed daarvan op haar verklaringen. Ook werd geoordeeld dat de problemen met haar ex-man, los van zijn vermeende lidmaatschap van Hezbollah, niet adequaat waren beoordeeld in het kader van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de actuele veiligheidssituatie in Libanon in acht moet worden genomen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de vrouw tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18545

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres heeft de Libanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 15 augustus 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
1.2.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is uit Libanon gevlucht vanwege vrees voor haar ex-man. Eiseres is in 2000 met deze man getrouwd. Na hun huwelijk kwam eiseres erachter dat haar man lid was van Hezbollah. Eiseres moest met haar man naar het zuiden van Libanon verhuizen, waar hij wapens in huis haalde, en is daar door haar man en andere mannen van Hezbollah mishandeld en verkracht. In 2007 is eiseres gescheiden en met een andere man getrouwd, maar haar ex-man heeft haar teruggehaald en haar gedwongen opnieuw met hem te trouwen. In 2014 is eiseres uit Libanon gevlucht. In 2019 is eiseres teruggekeerd naar Libanon om haar kinderen te helpen vluchten van haar ex-man. Eiseres had een reistoestemming van haar ex-man vervalst om haar kinderen te kunnen meenemen, maar dat is niet gelukt. Haar ex-man heeft eiseres hiervoor aangegeven bij de autoriteiten.
In Nederland heeft eiseres een man, genaamd [naam 2], leren kennen met wie zij dacht te gaan trouwen. Zij is echter door [naam 2] ontvoerd, mishandeld en verkracht. [naam 2] heeft onzedelijke foto’s van eiseres gestuurd naar haar ex-man en haar familie in Libanon. Als gevolg daarvan hebben haar broers gedreigd eiseres iets te zullen aandoen.
Bij terugkeer naar Libanon vreest eiseres voor haar ex-man, Hezbollah, de Libanese autoriteiten en haar eigen familie.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met ex-man vanwege zijn lidmaatschap bij Hezbollah.
2.2.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De problemen met haar ex-man vanwege zijn lidmaatschap bij Hezbollah acht verweerder ongeloofwaardig. Het geloofwaardig geachte element levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook eiseres haar gestelde vrees voor eerwraak van haar broers levert volgens verweerder geen asielgrond op, omdat die vrees voor eerwraak niet aannemelijk wordt geacht. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
2.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder verder bepaald dat eiseres geen reguliere verblijfsvergunning krijgt en ook geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Het bestreden besluit omvat tevens een terugkeerbesluit, inhoudende dat eiseres Nederland en de Europese Unie binnen vier weken moet verlaten.
Besluit van 15 mei 2024
3. Bij besluit van 15 mei 2024 heeft verweerder, naar aanleiding van in beroep door eiseres overgelegde medische stukken, aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend (tot uiterlijk 15 november 2024) en bepaald dat de vertrektermijn van vier weken wordt opgeschort.
Beoordeling door de rechtbank (aan de hand van de beroepsgronden)
Problemen met ex-man vanwege zijn lidmaatschap bij Hezbollah
4.1.
Eiseres is op 6 februari 2024 gezien door een arts van Medifirst. Uit het medisch advies van deze arts komt naar voren dat er sprake is van beperkingen die relevant zijn voor het horen en/of beslissen. Genoemd is dat eiseres emotioneel kan worden wanneer zij praat over haar asielrelaas en dat zij spanning- en stressklachten heeft die zich kunnen uiten in hartkloppingen en een benauwend gevoel. Tijdens het nader gehoor zijn (enkele van) deze beperkingen ook concreet naar voren gekomen. Na haar vrije relaas begon eiseres namelijk hard en onbedaarlijk te huilen; pas na 10 minuten kwam zij tot rust (p. 11 van het rapport nader gehoor (NG)). Verder heeft eiseres, die in het verleden al twee suïcidepogingen heeft gedaan, tijdens het nader gehoor verklaard dat zij suïcidale gedachten krijgt bij het idee dat zij terug moet naar Libanon en dat zij in de week voor het gehoor door een ambulance is opgehaald vanwege hartklachten en paniekaanvallen. In beroep heeft eiseres een ‘verwijsbrief overige geweldsgetroffenen met complexe psychotraumaklachten’, gedateerd 2 mei 2024, van de huisarts en GZA-hulpverlener overgelegd. Uit dit stuk blijkt dat eiseres na het bestreden besluit een terugval heeft gekregen, waardoor zij weer volledig uit evenwicht is geraakt (gelijk aan de vorige crisissituaties). In dit stuk wordt melding gemaakt van hevige emoties en suïcidale uitlatingen. Uit het voorgaande komt naar het oordeel van de rechtbank het beeld naar voren dat eiseres een psychisch zeer kwetsbare, zeer emotionele vrouw is. De rechtbank heeft dit beeld ter zitting bevestigd gezien. Eiseres heeft ter zitting eigenlijk continu gehuild en was daardoor nauwelijks in staat iets te vertellen.
4.2.
Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij in Nederland slachtoffer is geworden van een man die haar heeft misleid, mishandeld en misbruikt. Hoewel dit incident door verweerder niet is aangemerkt als element, trekt verweerder niet in twijfel dat eiseres slachtoffer is geworden van dit incident (zie p. 6 van het voornemen). Eiseres heeft verder verklaard dat zij tijdens haar eerste huwelijk in Libanon (tussen 2000 en 2014) ook al is misleid, mishandeld en misbruikt door haar man. Verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, te kennen gegeven dat hij op zichzelf niet ongeloofwaardig acht dat eiseres in Libanon een nare en gewelddadige relatie heeft gehad met haar ex-man. Uit het voorgaande volgt dat eiseres, zo wordt dus door verweerder geloofd, tot tweemaal toe terecht is gekomen in een relatie die wordt gekenmerkt door misleiding, geweld en misbruik. Hieruit en uit hetgeen eiseres overigens heeft verklaard over haar relaties komt naar het oordeel van de rechtbank het beeld naar voren dat eiseres een naïeve, beïnvloedbare vrouw is die weinig weerstand kan bieden aan druk en dwang van mannen.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de kwetsbare mentale gesteldheid van eiseres alsmede haar beïnvloedbare en weerloze aard, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, invloed kunnen hebben op de (inhoud van de) verklaringen van eiseres en op haar vermogen om te verklaren. Zo kan het zijn dat de kwetsbare mentale gesteldheid van eiseres, die zich tijdens het nader gehoor (en ook ter zitting) concreet heeft geuit in hevige emoties, heeft geïnterfereerd met haar vermogen om telkens coherent en consistent te verklaren over gebeurtenissen (van jaren geleden), bijvoorbeeld over hoe zij er exact achter kwam en waarop zij baseert dat haar ex-man betrokken was bij Hezbollah (zie de tegenwerpingen onder 2.1. en 2.2. van het voornemen en bestreden besluit). En zo kan het zijn dat de beïnvloedbare en weerloze aard van eiseres tot gevolg heeft dat zij over bepaalde dingen die haar ex-man aangaan, bijvoorbeeld over de reden waarom hij is aangesloten bij Hezbollah en wat Hezbollah precies is (zie de tegenwerpingen onder 2.1. en 2.3. van het voornemen en het bestreden besluit), geen of nauwelijks weet heeft en daarover dus ook weinig kan verklaren.
4.4.
Verweerder heeft bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling, en meer specifiek bij zijn beoordeling wat er van de verklaringen van eiseres kan worden verwacht, de beïnvloedbare en weerloze aard van eiseres in het geheel niet (kenbaar) betrokken en dus ook niet uitgelegd in hoeverre die aard doorwerkt in de verwachtingen aangaande de verklaringen van eiseres. De kwetsbare mentale gesteldheid van eiseres is door verweerder wel enigszins betrokken, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ondeugdelijk gemotiveerd dat die gesteldheid niet op enige wijze heeft geïnterfereerd met haar vermogen om coherent en consistent te verklaren. Verweerder heeft in dit verband namelijk enkel gesteld dat uit het rapport van Medifirst blijkt dat eiseres consistent kan verklaren (pagina 3 van het bestreden besluit), maar heeft niet betrokken dat de kwetsbare mentale gesteldheid van eiseres zich tijdens het nader gehoor concreet heeft geopenbaard in de vorm van hevige emoties en nieuwe suïcidale uitlatingen. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit de kwetsbare mentale gesteldheid van eiseres en haar beïnvloedbare en weerloze aard niet in samenhang bezien en betrokken bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling, meer specifiek bij zijn beoordeling wat er van de verklaringen van eiseres kan worden verwacht, onvoldoende (kenbaar) rekening heeft gehouden met de specifieke individuele omstandigheden van eiseres en in het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zijn verwachtingen aangaande de verklaringen van eiseres, in het licht van die individuele omstandigheden, gerechtvaardigd zijn. Meer concreet betekent dit dat verweerder in het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat hij de tegenwerpingen als vermeld onder 2.1, 2.2. en 2.3 van het voornemen en bestreden besluit aan eiseres heeft kunnen doen.
4.6.
Nu het standpunt van verweerder dat ongeloofwaardig is dat de ex-man lid is van Hezbollah in belangrijke mate steunt op voormelde (ondeugdelijk gemotiveerde) tegenwerpingen, ontbeert dit geloofwaardigheidsstandpunt van verweerder een deugdelijke motivering. Daarbij betrekt de rechtbank dat de tegenwerpingen als vermeld onder 2.4 en 2.5 van het voornemen en het bestreden besluit (te weten: geen documenten overgelegd en terugreis naar Libanon in 2019), mede bezien in het licht van de verklaring van eiseres over de reden waarom zij in 2019 kortstondig is teruggekeerd naar Libanon, tezamen onvoldoende zijn om het standpunt van verweerder dat het Hezbollah-lidmaatschap van de ex-man ongeloofwaardig is, te kunnen dragen.
5. De rechtbank overweegt verder dat het tweede element – ‘problemen met ex-man vanwege zijn lidmaatschap bij Hezbollah’ – in feite uit twee onderdelen bestaat, te weten (1) problemen met ex-man en (2) zijn lidmaatschap van Hezbollah. De redenering van verweerder in het bestreden besluit komt erop neer dat, omdat het Hezbollah-lidmaatschap van de ex-man ongeloofwaardig is, het gehele tweede element ongeloofwaardig is. Nog daargelaten dat verweerders geloofwaardigheidsstandpunt over het Hezbollah-lidmaatschap van de ex-man dus een deugdelijke motivering ontbeert (zie overweging 4.6), heeft verweerder in het bestreden besluit niet onderkend dat de gestelde problemen van eiseres met haar ex-man ook op zichzelf en los van een eventueel Hezbollah-lidmaatschap van die ex-man raakvlak hebben met artikel 3 van het EVRM. Immers, mishandeling en verkrachting door een echtgenoot die niet lid is van enige organisatie, kan ook worden aangemerkt als ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Dit betekent dat verweerder de gestelde problemen van eiseres met haar ex-man ook op zichzelf op geloofwaardigheid had moeten beoordelen en, bij geloofwaardigheid, op ‘aannemelijkheid van de vrees’ en zwaarwegendheid. Een dergelijke (geloofwaardigheids)beoordeling ontbreekt in het bestreden besluit. Ter zitting heeft verweerder, desgevraagd, te kennen gegeven dat op zichzelf wel wordt geloofd dat eiseres een nare en gewelddadige relatie heeft gehad met haar ex-man, maar dit is verder niet beoordeeld op ‘aannemelijkheid van de vrees’ en zwaarwegendheid.
6. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de beoordeling in het bestreden besluit ten aanzien van het tweede element van het asielrelaas op meerdere punten gebrekkig is. De in dit verband aangevoerde beroepsgronden slagen.
Vrees voor eerwraak
7.1.
Eiseres heeft verklaard dat zij in Nederland is mishandeld en verkracht door een man, dat die man onzedelijke foto’s van haar heeft gestuurd naar haar familie in Libanon, dat zij daarna door haar broers is bedreigd (hierna: de gebeurtenissen) en dat zij daarom vreest voor eerwraak van haar broers.
7.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder voormelde gebeurtenissen ten onrechte niet heeft aangemerkt als relevant element. Eiseres is hierdoor echter niet benadeeld, nu verweerder aanneemt dat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en heeft beoordeeld of de door eiseres aan deze gebeurtenissen ontleende vrees voor eerwraak van haar broers aannemelijk is (zie p. 6 van het voornemen).
7.3.
Verweerder heeft gesteld dat hij de vrees van eiseres om bij terugkeer naar Libanon uit eerwraak door haar broers te worden vermoord niet aannemelijk acht. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de bedreigingen die eiseres van haar broers heeft gekregen te algemeen zijn om te spreken van serieuze doodsbedreigingen, dat die bedreigingen van meer dan een jaar geleden dateren, dat haar broers haar niet belemmeren in het contact met haar kinderen en dat niet is gebleken dat haar broers actief naar eiseres hebben gezocht.
7.4.
Eiseres heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat zij door haar broer(s) is bedreigd met: “Ik zal je pakken. Ik zal je vinden” (p. 16 NG). Dit is inderdaad, zoals verweerder terecht heeft gesteld, geen concrete doodsbedreigingen. Echter, verweerder heeft niet gemotiveerd waarop hij baseert dat er aan eerwraak een concrete doodsbedreiging vooraf moet gaan. Evenmin heeft verweerder gemotiveerd waarop hij baseert dat er aan eerwraak een recente bedreiging vooraf moet gaan. Verweerder heeft verder aan eiseres tegengeworpen dat niet is gebleken dat haar broers actief naar eiseres hebben gezocht, maar daarmee is verweerder, ten onrechte, voorbij gegaan aan de verklaring van eiseres dat haar broer twee keer heeft geprobeerd een Schengenvisum aan te vragen om haar te komen doden (p. 12 NG).
7.5.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder ten onrechte alleen de vrees voor eerwraak – zijnde eermoord, de extreemste vorm van eergerelateerd geweld – op aannemelijkheid heeft beoordeeld en niet ook de vrees voor andere vormen van eergerelateerd geweld.
7.6.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd dat niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar Libanon een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van eerwraak of ander eergerelateerd geweld. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt in zoverre.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop en op wat er hierna met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank (eventuele) overige beroepsgronden inhoudelijk onbesproken.
9. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder de hiervoor geconstateerde gebreken in het bestreden besluit niet in de beroepsfase heeft hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het primair aan verweerder is om een asielaanvraag (op geloofwaardigheid) te beoordelen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, nu niet valt in te zien dat eiseres op die manier eerder uitsluitsel zal krijgen in haar zaak dan als verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op de asielaanvraag te nemen, binnen een niet al te lange termijn. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. In dat nieuw te nemen besluit dient verweerder de asielaanvraag van eiseres ofwel in te willigen ofwel, met inachtneming van wat er onder 4.1. tot en 7.6. is overwogen, deugdelijk gemotiveerd af te wijzen. Bij dat nieuw te nemen besluit moet verweerder ook de actuele veiligheidssituatie in Libanon betrekken. De rechtbank geeft verweerder voor het nemen van een nieuw besluit een termijn van acht weken.
10. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.