ECLI:NL:RBDHA:2024:15990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.33751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag en leeftijdsbepaling van een eiser in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 28 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser, die stelt dat hij minderjarig is, heeft op 2 maart 2024 een aanvraag ingediend, maar er zijn tegenstrijdige conclusies getrokken over zijn leeftijd door de AVIM en de IND. De rechtbank heeft op 10 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Eiser heeft verschillende documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claim dat hij minderjarig is, maar de minister heeft deze niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeert dat de leeftijdsschouw die is uitgevoerd niet voldoet aan de vereisten voor zorgvuldigheid en dat de registratie van de leeftijd van eiser in Roemenië niet op authentieke documenten is gebaseerd. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het besluit van de minister en bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.33751
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, P. Zebary als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Verloop van de procedure
5. Eiser heeft op 2 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend en daarbij gesteld geboren te zijn op [geboortedatum 1] 2008. Daarmee zou hij op dat moment minderjarig zijn. Eiser heeft geen identiteitskaart of paspoort overlegd waaruit deze geboortedatum blijkt. De AVIM heeft om deze reden op 2 maart 2024 een leeftijdsschouw uitgevoerd, waaruit zij concludeerden dat eiser evident meerderjarig is. Op 6 maart 2024 heeft de IND ook een leeftijdsschouw uitgevoerd en geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. De minister heeft vanwege deze tegenstrijdige conclusies in Roemenië nader onderzoek verricht naar de leeftijd van
eiser. Uit de reactie van de Roemeense autoriteiten van 22 maart 2024 blijkt dat eiser in Roemenië staat geregistreerd als meerderjarig, met de geboortedatum [geboortedatum 2] 1998. Deze registratie is gebaseerd op verklaringen van eiser. Eiser heeft in Roemenië geen documenten overgelegd en er heeft ook geen leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. De minister heeft deze geregistreerde geboortedatum overgenomen en daarmee aangenomen dat eiser meerderjarig is en kan worden overgedragen. De minister heeft bij Roemenië een verzoek om terugname gedaan. Roemenië heeft dit verzoek geaccepteerd en de minister heeft het bestreden besluit genomen.
5. Eiser heeft een Individueel uittreksel uit het register van de burgerlijke stand overgelegd waarmee hij wil aantonen dat hij minderjarig is. Hierin staat vermeld dat eiser op [geboortedatum 1] 2007 is geboren. Ook heeft eiser een e-mailbericht van zijn voogd ( [voogd] ) overgelegd waarin staat vermeld dat hij minderjarig oogt en zeker nog geen volwassen gedrag vertoont. In beroep heeft eiser een geboorteakte en een vertaling daarvan overlegd. Hierin staat vermeld dat eiser op [geboortedatum 3] 2009 is geboren. In een tweede vertaling van (op het oog) dezelfde geboorteakte is vermeld dat eiser op [geboortedatum 1] 2007 is geboren.

Standpunten van partijen

6. De minister stelt zich op het standpunt dat zij gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de juistheid van de registratie van de leeftijd van eiser in Roemenië. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn leeftijd en heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat deze registratie niet juist is. Volgens de minister heeft eiser met de overgelegde documenten niet aannemelijk gemaakt dat hij minderjarig is.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat het besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De minister heeft ten onrechte een besluit genomen zonder in het bezit te zijn van de geboorteakte, terwijl de minister wist dat de akte in bezit was van eiser. De minister heeft het besluit ook niet deugdelijk gemotiveerd omdat zij gelet op het arrest van het EHRM van 21 juli 2022 in de zaak Darboe en Camara tegen Italië had moeten uitgaan van de veronderstelling dat eiser minderjarig is. De documenten die door eiser zijn overgelegd, bevestigen de minderjarigheid van eiser. Een schouw is volgens eiser geen geschikt middel om de leeftijd te bepalen. De schouwen die zijn uitgevoerd door de AVIM en IND zijn qua uitkomst niet eenduidig en daarom nemen zij de twijfel over de minderjarigheid van eiser niet weg en moet nog steeds van de minderjarigheid van eiser worden uitgegaan. De schouw van de AVIM is bovendien niet zorgvuldig uitgevoerd en ook niet voorzien van een voldoende motivering. Verder stelt eiser dat de minister niet op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel had mogen uitgaan van de juistheid van eisers geboortedatum, zoals in Roemenië staat geregistreerd. Voor deze leeftijdsregistratie zijn namelijk geen documenten overlegd en heeft geen leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. Daarnaast heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel geen betrekking op een leeftijdsregistratie. Er zijn concrete aanknopingspunten aan te wijzen op grond waarvan aan eiser het voordeel van de twijfel had moeten worden gegeven.

Omvang van het geschil

8. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere
lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 Het beroep heeft uitsluitend betrekking op de vraag of eiser gelet op zijn leeftijd kan worden overgedragen aan Roemenië.
Zorgvuldige besluitvorming
9. De rechtbank acht het niet onzorgvuldig dat de minister een besluit heeft genomen zonder in het bezit te zijn geweest van de geboorteakte. Eiser was in het bezit van deze geboorteakte en het lag - gelet op de gevoerde discussie - op zijn weg om deze akte op tijd over te leggen. Dat hij dit om zijn moverende redenen niet heeft gedaan, komt voor zijn risico.

Leeftijdsbepaling

10. Het arrest van het EHRM van 21 juli 2022 in de zaak Darboe en Camara brengt mee dat zolang niet in rechte vaststaat dat een verzoeker meerderjarig is van de gestelde minderjarigheid moet worden uitgegaan en dus aan alle procedurele en materiële waarborgen die betrekking hebben op die kwetsbaarheid die uit de minderjarigheid volgt, moet worden voldaan. Dit betekent dat gedurende het onderzoek naar de leeftijd van een verzoeker uitgegaan moet worden van minderjarigheid, waarbij de waarborgen in acht moeten worden genomen die daarbij horen, zoals bijvoorbeeld geschikte opvang en toewijzing van een voogd. Het voorliggende geschil gaat daar niet over. Het geschil gaat over leeftijdsbepaling en het daarnaar verrichte onderzoek en of dit voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dat in het kader van de leeftijdsbepaling een schouw is uitgevoerd, op grond waarvan wordt getwijfeld aan de minderjarigheid van eiser, is niet strijdig met de veronderstelde minderjarigheid zoals bedoeld in het arrest.
11. In paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is het beleid met betrekking tot leeftijdsbepaling neergelegd. In “Werkinstructie 2023/6 Leeftijdsbepaling’’ is dit beleid nader toegelicht. De minister heeft overeenkomstig zijn beleid door de AVIM en de IND een leeftijdsschouw laten uitvoeren. Omdat de uitkomst van deze schouw tot tegenstrijdige conclusies heeft geleid, bestond twijfel over de minderjarigheid van eiser in welk geval volgens de Werkinstructie een registratie in een andere lidstaat in beginsel wordt overgenomen. Als de gedeelde conclusie is dat de vreemdeling evident minderjarig is, wordt de meerderjarige registratie enkel overgenomen indien daar in een andere lidstaat authentieke en identificerende documenten, of een medisch leeftijdsonderzoek aan ten grondslag is gelegd. De uitkomsten van een leeftijdsschouw zijn gelet hierop bepalend in het proces van leeftijdsbepaling. Niet alleen wordt op basis daarvan bepaald of nader onderzoek moet worden gedaan, maar ook is de uitkomst van de leeftijdsschouw bepalend voor de wijze waarop de minister een registratie in een ander land beoordeelt. Een leeftijdsschouw is in het proces van leeftijdsbepaling een geschikt middel, maar deze dient dan wel aan bepaalde kwalitatieve vereisten te voldoen. Op zijn minst moeten de bevindingen de conclusie over de minder- of meerderjarigheid kunnen dragen en dient het onderzoek zorgvuldig te zijn uitgevoerd. Ook moet voldoende inzichtelijk zijn gemotiveerd hoe tot de conclusie van meerder- of minderjarigheid is gekomen. Daarnaast dienen bij de interpretatie van de waarnemingen gelijke standaarden te worden gehanteerd. De leeftijdsschouw die in het geval van eiser is uitgevoerd, voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
12. In het proces-verbaal van de AVIM worden verschillende waarnemingen gedaan, maar naar de betekenis daarvan voor de leeftijdsbepaling moet de rechtbank gissen. Vastgesteld is dat eiser een duidelijke adamsappel, stoppels, acne, dikke wenkbrauwen, uitstaande oren en vlassnor heeft. De AVIM heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom deze waarnemingen in het totaal of apart de conclusie rechtvaardigen dat eiser evident meerderjarig is. Daarnaast heeft de AVIM in de verklaringen van eiser aanleiding gezien om tot evidente meerderjarigheid te concluderen, maar ook hier geldt dat deze verklaringen niet nader zijn geduid. Uit de verklaringen kan worden opgemaakt dat eiser fouten maakt in jaartallen en het daarbij benoemen van zijn leeftijd, waarover opgemerkt wordt dat eiser op hen over komt alsof hij niet goed is in data, maar welke betekenis hieraan wordt toegekend voor de leeftijdsbepaling is niet inzichtelijk. Dat eiser niet goed is in jaartallen en het daarbij benoemen van leeftijden blijkt ook evident uit zijn verklaringen waarin hij stelt in 2012 te zijn gestopt met school en dat hij toen 12 jaar oud was, terwijl hij ook stelt in 2016 of 2017 uit Syrië te zijn vertrokken waarbij hij als zijn leeftijd 10 of 11 jaar oud noemt. Dat eiser niet goed is met data (jaartallen) kan ook worden opgemaakt uit de leeftijdsschouw van de IND, maar in deze schouw is het idee geuit dat eiser cognitief niet in staat is om data terug te halen en hebben deze verklaringen geen reden gevormd om tot (evidente) meerderjarigheid te concluderen. Dit moet bij het bekijken van de resultaten van de twee leeftijdsschouwen - die qua uitkomst diametraal van elkaar afwijken - zijn opgevallen en had in ogenschouw moeten worden genomen bij de vraag of deze verklaringen wel voldoende aanleiding zijn om te concluderen tot evidente meerderjarigheid. De uitkomst van de door de IND en de AVIM uitgevoerde waarnemingen van de lichamelijke kenmerken zijn ook verschillend. De waarnemingen komt slechts op één punt overeen namelijk dat eiser acne heeft. Dit is geen lichamelijk kenmerk op grond waarvan tot meerderjarigheid kan worden geconcludeerd. Voor de vaststelling of een leeftijdsschouw bruikbaar is, is nodig dat dezelfde lichamelijke kenmerken worden beoordeeld en het verschil in uitkomsten worden geëvalueerd. Bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de leeftijdsschouw die ten grondslag ligt aan de leeftijdsbepaling van eiser niet op zorgvuldige wijze is uitgevoerd en ook kan de uitkomst daarvan niet worden gebruikt voor de vaststelling of eiser minder- of meerderjarig is. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
13. Met betrekking tot de vraag of de rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten overweegt de rechtbank als volgt. De registratie van de leeftijd van eiser in Roemenië is niet gebaseerd op authentieke en identificerende documenten, of een medisch leeftijdsonderzoek, maar is volgens de autoriteiten gebaseerd op verklaringen van eiser. De registratie is daarom in het licht van het vorenstaande onvoldoende om de meerderjarigheid van eiser aan te nemen. De leeftijdsregistratie op grond waarvan moet worden vastgesteld dat eiser nu 26 jaar is, vindt ook geen steun in andere stukken. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel biedt in dit geval onvoldoende basis om uit te gaan van de juistheid van de registratie. De rechtbank kan zich overigens wel verenigen met het standpunt van de minister dat de overgelegde documenten waarmee eiser wil aantonen dat hij minderjarig is meer vragen oproept dan beantwoordt. Dit betekent evenwel niet dat hiermee uitgegaan kan worden van meerderjarigheid van eiser. Wat betreft de verklaringen die eiser heeft afgelegd kan de rechtbank eiser volgen dat hij consequent heeft aangegeven dat hij op [geboortedatum 1] 2008 is geboren, waarbij hij ook heeft verklaard dat hij er een jaar naast kan zitten. Deze laatste verklaring komt overeen met de datum die genoemd is in overgelegde documenten. De rechtbank komt gelet op het vorenstaande tot de conclusie dat voor de vaststelling dat eiser meerderjarig is, en dus terug kan naar Roemenië in de stukken onvoldoende basis is te
vinden. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand kunnen worden gelaten.
14. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om een bestuurlijke lus toe te passen. Het is de rechtbank niet duidelijk of en op welke wijze de geconstateerde gebreken gerepareerd kunnen worden. De toepassing van een bestuurlijke lus is daarom niet efficiënt.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond en het besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank bepaalt dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Omdat niet bekend is of de minister een nader onderzoek nodig vindt en ook niet valt in te schatten hoeveel tijd hiermee gemoeid zou zijn, verbindt de rechtbank geen termijn aan het nemen van een nieuw besluit. Duidelijk mag zijn dat een eventueel onderzoek met de nodige voortvarendheid dient te worden opgepakt.
17. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 28 augustus 2024;
  • bepaalt dat de minister een nieuw besluit neemt:
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 september 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.