ECLI:NL:RBDHA:2024:15982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
09/054616-23, 09/270199-21 en 13/173431-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, witwassen, wapenbezit en openlijke geweldpleging

Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1993 te [geboorteplaats 1]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden voor het aanwezig hebben van harddrugs, witwassen, het dragen van een wapen en openlijke geweldpleging. De zaak omvat drie dagvaardingen met verschillende feiten. In dagvaarding I is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 95,4 gram cocaïne en 30,1 gram MDMA op 18 februari 2022 in 's-Gravenhage. Daarnaast is hem verweten dat hij in dezelfde periode meerdere geldbedragen heeft verworven, wetende dat deze afkomstig waren uit misdrijf. In dagvaarding II is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 51,1 gram cocaïne en 23,0 gram MDMA op 14 april 2021 in Wassenaar, evenals het dragen van pepperspray. Dagvaarding III betreft openlijke geweldpleging op 11 juli 2023 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen onbekend gebleven personen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het plegen van geweld tegen een benadeelde partij, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft de gevangenisstraf gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/054616-23, 09/270199-21 en 13/173431-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 4 oktober 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] te [woonplaats] ,
op dit moment uit andere hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 30 juli 2024 (pro forma) en 20 september 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.A.C. Looijestijn, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.J.M. Laurier, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzitting van 30 juli 2024. Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging tenlastegelegd dat:
Dagvaarding I(09-054616-23)
Feit 2
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 95,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 30,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
Feit 3
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2021
tot en met 18 februari 2022, te 's-Gravenhage
één of meerdere geldbedragen op rekeningnummer [rekeningnummer] ten
name van [de verdachte] , althans een of meer voorwerpen
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 4
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te 's-Gravenhage
een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten
een boksbeugel, heeft gedragen;
Feit 5
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te 's-Gravenhage,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een ambtenaar, hoofdagent [hoofdagent] , werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte,
door weg te rennen en zich uit de greep van deze ambtenaar trachten los te trekken;
Dagvaarding II(09-270199-21)
Feit 2
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Wassenaar, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 51,1 gram (bestaande uit 22,1 gram, 21,1 gram en 7,9
gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 23,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde cocaïne en/of XTC/MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Feit 3
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Wassenaar, een wapen van categorie II, onder 6
van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende,
traanverwekkende en soortgelijke stoffen heeft gedragen;
DagvaardingIII (13-173431-23)
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven personene opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal of meermalen
op/tegen het hoofd, in elk geval het lichaam heeft gestompt en/of geslagen
(tengevolge waardoor een onbekend gebleven persoon knock-out ging) en/of
voornoemde [naam 1] eenmaal of meermalen op/tegen het hoofd, in elk geval het
lichaam heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een
ander of anderen, op of aan de openbare weg, Singel (ter hoogte van nummer 460 )
in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [naam 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen, welk
geweld bestond uit het een of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist)te slaan
en/of te stompen in/op/tegen het gezicht, in elk geval tegen het hoofd (tengevolge
waardoor een onbekend gebleven persoon knock-out ging) en/of voornoemde
[naam 1] eenmaal of meermalen op/tegen het gezicht, in elk geval het lichaam te
trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam 1] en/of onbekend gebleven personen heeft mishandeld door een of
meermalen (met kracht) (met gebalde vuist)te slaan en/of te stompen in/op/tegen
het gezicht, in elk geval tegen het hoofd (tengevolge waardoor een onbekend
gebleven persoon knock-out ging) en/of voornoemde [naam 1] eenmaal of meermalen
op/tegen het hoofd, in elk geval het lichaam te trappen;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding III met parketnummer 13/173431-23 (hierna: Dagvaarding III) primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I met parketnummer 09/054616-23 (hierna: Dagvaarding I), dagvaarding II met parketnummer 09/270199-21 (hierna: Dagvaarding II) en dagvaarding III met parketnummer 13/173431-23 subsidiair tenlastegelegde, dit laatste voor zover het een of meer onbekend gebleven personen betreft.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit ten aanzien van het bij dagvaarding I onder feit 3 en feit 5, alsmede het bij dagvaarding III tenlastegelegde.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
Dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022050057 van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 224).
Feit 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 23):
Op zaterdag 19 februari 2022 omstreeks 1:15 uur waren wij, verbalisanten , op politiebureau Jan Hendrikstraat te Den Haag.
Wij stonden hier op de binnenplaats van het politiebureau bij een voertuig voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Dit voertuig betreft een blauwe Nissan Juke. Het voertuig was eerder die nacht bestuurd door [de verdachte] .
Vrijwel direct zagen wij beschadigingen in het frame van de climate controle.
Wij zagen dat achter het frame een loze ruimte was. Wij zagen in deze ruimte een sealbag liggen. Wij zagen in de sealback witte ponypacks zitten.
Wij zagen vervolgens dat er nog een tweede sealbag in de ruimte lag. Wij zagen dat er in deze sealbag ook witte ponypacks lagen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 65-68):
Ik zag een gripzak met grijze rand van het merk 'IKEA' met daarin in totaal 73
toegevouwen papiertjes. De gripzak heb ik voorzien van SIN AA0U4662NL.
Ik zag 38 toegevouwen papiertjes, klein model met een 'Snow Seals' logo, met hierin een wit poeder met een totaal netto berekend gewicht van 30,8 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9377NL.
Ik zag vijf toegevouwen papiertjes, klein model met een 'Snow Seals' logo en aan beide kanten 'gekras' van een blauwe pen, met hierin een wit poeder met een totaal netto berekend gewicht van 1,6 gram (weging Narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN:
AAPP9378NL.
Ik zag drie toegevouwen papiertjes, klein model met een 'Snow Seals' logo en aan
beide kanten een 'X' met zwarte stift, met hierin een wit poeder met een totaal netto
berekend gewicht van 1,0 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9379NL.
Ik zag 27 toegevouwen papiertjes, groot model met een 'Snow Seals' logo, met hierin een wit poeder met een totaal netto berekend gewicht van 27,0 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9380NL.
Ik zag een gripzak met blauwe rand en aan een zijde een bloemetjes opdruk van het
merk 'IKEA', met daarin een soortgelijke gripzak zonder griprand met daarin
verschillende toegevouwen papiertjes. Beide gripzakjes heb ik voorzien van SIN AA0U4663NL.
Ik zag 12 toegevouwen papiertjes, groot model met een 'Snow Seals' logo en aan beide kanten een 'X' met zwarte stift, met hierin een wit poeder met een totaal netto berekend gewicht van 11,9 gram (weging Narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN:
AAPP9381NL.
Ik zag acht toegevouwen papiertjes, groot model met een 'Snow Seals' logo, met hierin een wit poeder met een totaal netto berekend gewicht van 8,0 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9382NL.
Ik zag 20 toegevouwen papiertjes, klein model met een 'Snow Seals' logo, met hierin een wit poeder met een totaal netto berekend gewicht van 10,2 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9383NL.
Ik zag een deel van een boterhamzakje, met hierin een witte brokjes met een totaal
netto vastgesteld gewicht van 4,9 gram (weging Narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN:
AAPP9384NL.
Ik zag een gripzakje met roze rand van het merk 'IKEA', met aan een kant horizontaal een hoekig golvend patroon, met daarin een soortgelijke gripzak zonder griprand, met hierin 54 paars/roze tabletten met een 'Punisher' logo.
De tabletten hadden een totaal netto vastgesteld gewicht van 30,1 gram. (weging
Narcotica) Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9385NL.
3. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 69):
Kenmerk Conclusie
AAPP9377NL bevat cocaïne
4. Het ​​​​​​deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 70):
Kenmerk Conclusie
AAPP9378NL bevat cocaïne
5. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 71):
Kenmerk Conclusie
AAPP9379NL bevat cocaïne
6. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 72):
Kenmerk Conclusie
AAPP9380NL bevat cocaïne
7. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 73):
Kenmerk Conclusie
AAPP9381NL bevat cocaïne
8. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 74):
Kenmerk Conclusie
AAPP9382NL bevat cocaïne
9. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 75):
Kenmerk Conclusie
AAPP9383NL bevat cocaïne
10. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 76):
Kenmerk Conclusie
AAPP9384NL bevat cocaïne
11. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 17 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 77):
Kenmerk Conclusie
AAPP9385NL bevat MDMA
Feit 3
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 85):
Op donderdag 17 maart 2022 ontving ik de door de Officier van Justitie gevorderde saldo- en transactiegegevens van bankrekening met nummer [rekeningnummer] op naamvan [de verdachte] .
Beginsaldo op 19-11-2021: 30,20Eindsaldo op 14-02-2022: 228,61Valuta: EuroAantal transacties: 85Totaal af 6057,62Totaal bij 6256,03
Ik zag dat er in de periode van 19 november 2021 tot en met 19 februari 2022 in totaal 8x keer contant geld was gestort bij een betaalautomaat.Dit betrof de volgende stortingen:
370,- euro op 24 november 2021 Geldmaat Diersenselaan450,- euro op 4 december 2021 Geldmaat Hobbemastraat1060,- euro op 7 december 2021 Geldmaat Schoolstraat460 ,- euro op14 december 2021 Geldmaat Leyweg1120,- euro op 30 december 2021 Geldmaat Theresiastraat540,- euro op 4 januari 2022 Geldmaat Regentesseplein780,- euro op 5 februari 2022 Geldmaat Elandstraat300,- euro op 10 februari 2022 Geldmaat Hobbemaplein
2. Het proces-verbaal van verdenking, opgemaakt op 20 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 133):
Op 17 maart 2022 ontving de politie de door de Officier van Justitie gevorderde bankgegevens van verdachte [de verdachte] .
Hieruit bleek dat de verdachte in de periode tussen 19 november 2021 en 19 februari 2022 in totaal acht keer contant geld had gestort op zijn bankrekening via een geldautomaat. Dit ging om een bedrag van in totaal 5000,- euro. Verder bleek uit deze gegevens dat de verdachte al zeven keer eerder in 2021 contant geld had gestort. Dit is opvallend omdat de verdachte geen uitkering en geen werk heeft.
De rechtbank zal voor feit 4 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
Feit 4
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2022 (p. 18);
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 februari 2022 (p. 19-22).
Feit 5
1. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 19 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 134):
Op zaterdag 19 februari 2022 omstreeks 03:01 uur, hield ik op de locatie Jan Hendrikstraat 85, 2512 GK 's-Gravenhage, als verdachte aan:Achternaam: [de verdachte]Voornamen: [voornamen]Ik zag dat [de verdachte] vervolgens begon te rennen in de richting van de Christiaan de Wetstraat. Ik startte de achtervolging te voet. Ik zag dat [de verdachte] tussen twee ondergrondse containers rende en bijna ten val kwam. Hierop kon ik inlopen op [de verdachte] en kon hem op de Christiaan de Wetstraat omvatten. Ik voelde dat [de verdachte] hierna naar de grond ging en zei:"Oke oke rustig aan." Ik voelde dat [de verdachte] probeerde los te komen door mijn hand weg te trekken.Ik zag en voelde dat [de verdachte] los kwam en bijna weer opstond. Ik riep richting [de verdachte] dat hij moest gaan liggen. Ik voelde dat [de verdachte] probeerde op te staan en veel spanning op zijn lichaam hield.
Dit proces-verbaal is door mij opgemaakt en afgesloten op 19 februari 2022.
[hoofdagent] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Den Haag.
Dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021121107 van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 138).
Feit 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 april 2021, voor zover inhoudende (p. 45-46):
Op woensdag 14 april om 00:18 uur zagen wij dat er een ANPR-hit(Automatische kentekenplaatherkenning) was op een voertuig voorzien van het kenteken: [kenteken 2] . In de toelichting van de ANPR-hit stond: Vaststellen identiteit en controle bestuurder.Ik en mijn collega hebben de verdachte aangehouden als verdachte van het rijden onder invloed van drugs.
Nadat er bij de verdachte bloed was afgenomen hebben ik en mijn collega het voertuig doorzocht.
Bij het constateren van de boven genoemde bevindingen kreeg ik het vermoeden dat er gesjoemeld was met het middenconsole. Ik heb hierop een onderdeel kunnen losmaken onder de armsteun. Ik voelde dat dit gemakkelijker ging dan hoorde. Ik zag dat de kliksystemen onklaar waren gemaakt. Ik zag na het openen van het genoemde onderdeel een doorzichtige zak zitten. Ik zag dat er in de zak witte kleine envelopjes zaten.
Verdachte: [de verdachte]
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 april 2021, voor zover inhoudende (p. 93-95):
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen zat in een IKEA gripzakje met roze sluiting.
Ik zag 22 toegevouwen papiertjes, groot model met opdruk Snow Seals en zwart kruis, met hierin een witte substantie in poedervorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 22,1 gram (weging Narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9534NL.
Ik zag 14 toegevouwen papiertjes, klein model in groot model met beide een opdruk Snow Seals, met hierin een witte substantie in poedervorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 21,1 gram (weging Narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9535NL.
Ik zag 16 toegevouwen papiertjes, klein model met opdruk Snow Seals, met hierin een witte substantie in poedervorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 7,9 gram (weging Narcotica)
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9531NL.
Ik zag een gripzakje, voorzien van groene rand, met hierin 39 rechthoekige
geelkleurige tabletten, met indruk van een simkaart, met een totaal bruto opgegeven gewicht van 24,2 gram, totaal netto vastgesteld gewicht van 23,0 gram (weging Narcotica).
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9536NL.
3. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 16 april 2021, voor zover inhoudende (p. 96):
Kenmerk Conclusie
AANK9534NL bevat cocaïne
4. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 16 april 2021, voor zover inhoudende (p. 97):
Kenmerk ConclusieAANK9535NL bevat cocaïne
5. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 16 april 2021, voor zover inhoudende (p. 98):
Kenmerk ConclusieAANK9531NL bevat cocaïne
6. Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 16 april 2021, voor zover inhoudende (p. 99):
Kenmerk ConclusieAANK9536NL bevat MDMA
Feit 3
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [de verdachte] , opgemaakt op 14 april 2021 (p. 120-125);
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 april 2021 (p. 45-46).
Dagvaarding III
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1300-2023155468 van de politie eenheid Amsterdam, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 162).
1. Een verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 september 2024:
U toont mij de beelden van de Groene Amsterdammer. Ik herken mijzelf op deze beelden. Ik heb een persoon geslagen ter hoogte van de Singel 464 (het pand van de Groene Amsterdammer), omdat deze mijn vriend knock-out heeft geslagen.
2. De eigen waarneming van de rechtbank naar aanleiding van de getoonde beelden van de Groene Amsterdammer, die zich in het dossier bevinden, gedaan op de terechtzitting van 20 september 2024, voor zover inhoudende:
Ik zie dat er een man met zijn mobiele telefoon in zijn hand in beeld komt. Ik zie dat deze man met zijn rechterhand een flinke stomp in het gezicht van de man met het zwarte T-shirt geeft. Ik zie dat de man met het zwarte T-shirt neervalt op de grond. Ik zie dat deze man op de grond valt en daar blijft liggen. Ik zie dat de man die de stomp heeft gegeven, wegloopt en weer terugkomt en dezelfde man die nog steeds op de grond ligt nogmaals een flinke stomp geeft. Ik zie dat hij ook een andere man met een licht T-shirt een stomp tegen het hoofd geeft.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 45):
Getuige [getuige 1] verklaart over de volgende verdachten:
NN1: [medeverdachte]
NN2: [naam 2]
NN3: [de verdachte]
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 11 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 26):
NN1 nam hierna afstand, hij zag dat NN3 nog bezig was met ruzie maken. Ik hoorde dat NN1 zei tegen NN3 kom we moeten gaan, er komt teveel blauw.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 47):
Op dinsdag 11 juli 2023 omstreeks 2.41 uur, zou er een openbare geweldpleging hebben plaatsgevonden op de Singel 460 te Amsterdam, alwaar de Supperclub zich bevindt.
Ik, verbalisant [verbalisant] , herken twee verdachten op de beelden als zijnde:
*** [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1996 te [geboorteplaats 2] ***
Ik herken [medeverdachte] aan zijn licht getinte huidskleur, korte donkere haar, grijs/ licht bruine polo shirt met zwart boordje en grijze broek. Dit signalement komt exact overeen met de foto's die van [medeverdachte] zijn gemaakt.
*** [de verdachte] [voornamen] , geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats 1] ***
Ik herken [de verdachte] aan zijn zwarte T-shirt met gekleurde bovenkant, zwarte broek en zwarte schoenen. Dit signalement komt exact overeen met de foto's die van [de verdachte] zijn gemaakt.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 52-54):
Verdachte [de verdachte] en verdachte [medeverdachte] komen samen Supperclub binnen.
02.38.26
uur Beelden Supperclub (kleur)
De eerder omschreven vechtpartij is zojuist begonnen. De verdachte [medeverdachte] heeft een onbekend gebleven manspersoon met oranje T-Shirt neergeslagen. De manspersoon ligt op straat. Ik, verbalisant, zie dat een ander onbekend gebleven manspersoon, met zwart T- shirt, zwarte schoenen met witte zool en baardje de man in het oranje T-shirt te hulp schiet.
Beelden De Groene Amsterdammer (zwart-wit)
Ik, verbalisant, zie dat de man met het zwarte T-shirt in beeld komt, ik zie dat hij achteruit loopt en dat verdachte [de verdachte] op hem af komt lopen.
Ik, verbalisant, zie dat verdachte [de verdachte] uithaalt en de man met het zwarte T-shirt een vuistslag in het gezicht geeft. Ik zie dat de man met het zwarte T-shirt gelijk neervalt op de grond, ter hoogte van een aldaar gelegen trap. Ik zie dat de man roerloos blijft liggen.
Terwij1 de manspersoon met zwarte T-shirt nog bewusteloos op de grond ligt,
zie ik, verbalisant, dat verdachte [de verdachte] weer terugkomt. Ik zie dat [de verdachte] nog minimaal één keer een vuistslag geeft op het hoofd van de man.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juli 2023, voor zover inhoudende (p. 57):
Ik zag dat [de verdachte] rechts in beeld aan kwam lopen. Ik zag een onbekend persoon op de grond zitten tussen meerdere personen in. Ik zag dat [medeverdachte] en [de verdachte] beide meerdere slaande bewegingen maakten richting deze persoon op de grond. Ik kon niet zien waar deze persoon geraakt werd.
3.4
Bewijsoverwegingen
3.4.1.
Dagvaarding I, feit 2, en dagvaarding II feit 2
Op 19 februari 2022 is de verdachte in Den Haag aangehouden. Bij nader onderzoek werd in de auto die de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding bestuurde een verborgen ruimte aangetroffen. Hierin zaten verschillende zakken die pillen en ponypacks bevatten. Daarin bleek in totaal 95,4 gram cocaïne en 30,1 gram MDMA te zitten.
Het jaar ervoor, op 14 april 2021, is de verdachte te Wassenaar aangehouden na een controle wegens het rijden onder invloed. Bij fouillering werd bij de verdachte pepperspray aangetroffen. Bij nader onderzoek werd in de middenconsole van de auto een verborgen ruimte aangetroffen waarin zich een sealbag met ponypacks en een gripzakje bevond. Uit onderzoek van het NFI bleek dat de stof in de ponypacks cocaïne was, met een totaal aangetroffen hoeveelheid van 51,1 gram. In het gripzakje werd in totaal voor 23,0 gram aan MDMA aangetroffen.
De verklaring van de verdachte dat de verdovende middelen niet van hem waren en hij van de aanwezigheid daarvan niet afwist, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De drugs bevonden zich telkens in de auto waarvan de verdachte gebruikmaakte. Van gebruik van de auto door iemand anders is niets gebleken. De verdachte heeft hierover ook niets willen verklaren. Bij die stand van zaken mag ervan uit worden gegaan dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en daarover de beschikking had. Aan dit oordeel draagt bij dat de verdachte tot tweemaal toe in een auto met een verborgen ruimte is aangetroffen, waarin meerdere hoeveelheden harddrugs bleken te zitten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde hoeveelheden harddrugs aanwezig heeft gehad.
Dagvaarding I, feit 3
De verdachte heeft meermalen contant geld op zijn betaalrekening gestort. Voor zover bekend had hij geen werk en uitkering, terwijl hij wel is aangetroffen met hoeveelheden harddrugs die het vermoeden wettigen dat hij zich met drugshandel bezighield. Van algemene bekendheid is dat in de wereld van de drugshandel contant wordt betaald voor drugs. Tegen deze achtergrond mag van de verdachte worden verwacht dat hij een concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van de gestorte geldbedragen geeft. Hij heeft echter op geen enkele wijze een legale herkomst van de gestorte gelden aannemelijk gemaakt. De verdachte heeft in de periode van 19 november 2021 tot en met 19 februari 2022 bij verschillende automaten acht keer geld gestort van bedragen variërend van
€ 300,00 tot € 1120,00, in totaal ruim € 5000,-. De verklaring ter terechtzitting van de verdachte dat dit inkomsten uit zwart werk betreffen, leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De verdachte heeft deze verklaring immers niet onderbouwd met gegevens die voldoende concreet en verifieerbaar zijn, zoals informatie over de data waarop en de hoeveelheid uren die hij heeft gewerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte in de periode van 19 november 2021 tot en met 19 februari 2022 één of meer geldbedragen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Dagvaarding I, feit 5
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en geloofwaardigheid van het door de betreffende verbalisant op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aanhouding. Zij ziet dan ook geen noodzaak om, zoals de raadsvrouw (voorwaardelijk) heeft verzocht, [getuige 2] , de vriendin van verdachte, als getuige te (doen) horen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de verdachte probeerde weg te rennen van de desbetreffende verbalisant geen handeling is als bedoeld in artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), nu wegrennen opzichzelfstaand geen geweld of bedreiging met geweld behelst. Daarom zal zij de verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4.2
Dagvaarding III
In de nacht van 11 juli 2023 bevond de verdachte zich in de Supperclub aan de Singel 460 te Amsterdam. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat rond 02:38 uur bij het verlaten van de Supperclub er een conflict ontstond tussen twee groepen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij slachtoffer [naam 1] niet heeft getrapt. Hij heeft verder verklaard dat hij wel een onbekend gebleven persoon heeft geslagen ter hoogte van de Singel 464 (het pand van de Groene Amsterdammer), omdat deze zijn vriend knock-out zou hebben geslagen.
3.4.2.1
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit, poging tot zware mishandeling
Voor een poging tot zware mishandeling moet de verdachte opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar letsel. Daar is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende van gebleken. Uit het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht volgt niet dat het de verdachte is geweest die [naam 1] op haar hoofd heeft getrapt. De verklaring van getuige [getuige 3] dat de verdachte ook een trap zou hebben gegeven, wordt door het overige beschikbaar bewijsmateriaal onvoldoende ondersteund. Ten aanzien van de onbekend gebleven personen, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte met het geven van enkele (vuist)slagen opzet had op het teweegbrengen van zwaar lichamelijk letsel bij deze personen.
De rechtbank acht het aldus niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 11 juli 2023 slachtoffer [naam 1] of een of meer onbekend gebleven personen heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal de verdachte daarom van het primair tenlastegelegde feit vrijspreken.
3.4.2.2
Is er sprake van openlijke geweldpleging?
Voor het in vereniging plegen van openlijk geweld moet sprake zijn van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. Om 02:38 uur ontstaat buiten op de openbare weg voor de Supperclub aan de Singel 460 een gevecht waarbij een tiental personen aanwezig zijn. Op de beschreven beelden is te zien dat de persoon die wordt herkend als [medeverdachte] en de verdachte slaande bewegingen maken naar een verder onbekend gebleven ander persoon. Wanneer [medeverdachte] een man met een oranje T-shirt heeft neergeslagen, helpt een verder onbekend gebleven man in een zwart T-shirt de man in het oranje T-shirt (p. 53 van het procesdossier). Op de beschreven beelden van de Groene Amsterdammer is te zien dat de verdachte op de man in het zwarte T-shirt afloopt en hem een stomp in het gezicht geeft. De man valt vervolgens gelijk neer. Enkele momenten later komt de verdachte terug en geeft hem nogmaals een stomp in het gezicht. Ook een andere onbekend gebleven persoon die de man met het zwarte T-shirt helpt, krijgt een stomp van de verdachte.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met (in ieder geval) [medeverdachte] een groep vormde. Gebleken is dat de verdachte en [medeverdachte] eerder op de betreffende avond samen de Supperclub binnenkwamen. Daarnaast heeft een getuige gehoord dat [medeverdachte] zich na het uitdelen van slaande bewegingen naar een onbekend gebleven persoon zich naar de verdachte richt met de woorden van de strekking “kom we moeten gaan, er komt teveel blauw.” Bovendien blijkt dat de verdachte tijdens de gewelddadige confrontaties steeds in de buurt was van die [medeverdachte] (p. 25-26 en p. 56-57 van het procesdossier). Aan het voorgaande doet niet af dat de verdachte (volgens eigen zeggen) [medeverdachte] niet kent. Volgens vaste rechtspraak ziet de strafbaarstelling van het in vereniging plegen van openlijk geweld immers mede op ongestructureerde, mogelijk spontane samenwerkingsverbanden met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek.
Het gepleegde geweld tegen onbekend gebleven personen
De rechtbank stelt vast dat het geweld tegen de onbekend gebleven personen plaatsvond in het kader van een confrontatie tussen enerzijds de hiervoor genoemde groep van de verdachte en een andere groep. Aannemelijk is dat de onbekend gebleven persoon die nabij het pand van de Groene Amsterdammer werd geslagen door de verdachte, deel uitmaakte van deze andere groep. Uit de beschrijving van de beschikbare camerabeelden valt namelijk op te maken dat deze onbekend gebleven persoon even daarvoor een man te hulp schoot die door [medeverdachte] was neergeslagen (p. 53 van het procesdossier). Volgens de camerabeelden, die op dit punt worden ondersteund door de verklaring van de verdachte, slaat de onbekend gebleven persoon vervolgens een vriend van de verdachte neer. Ook de andere onbekend gebleven persoon die de door de verdachte neergeslagen persoon te hulp schiet, krijgt een stomp van de verdachte (p. 53 van het procesdossier). Ook hieruit kan worden afgeleid dat er sprake was van een andere groep. De rechtbank leidt uit al het voorgaande af dat de verdachte en [medeverdachte] welbewust de confrontatie met de andere groep zochten en is van oordeel dat het door de verdachte gepleegde geweld tegen voornoemde onbekend gebleven personen - in het licht van de hiervoor beschreven groepsdynamiek - in vereniging plaatsvond.
Het gepleegde geweld tegen [naam 1]
De rechtbank overweegt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte in de directe nabijheid van het slachtoffer is geweest. Er zijn bovendien geen aanwijzingen dat het slachtoffer deel uitmaakte van één van de ruziënde groepen en het opzet van de verdachte mede gericht is geweest op het plegen van geweld jegens dit slachtoffer. De rechtbank ziet daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor door de verdachte in vereniging gepleegd geweld tegen [naam 1] .
3.4.2.3
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde ten aanzien van de onbekend gebleven personen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
Feit 2
hij omstreeks 18 februari 2022 te ’s-Gravenhage opzettelijk
aanwezig heeft gehad 95,4 gram, van een materiaal bevattende cocaïne en 30,1 gram, van een materiaal bevattende MDMA.
Feit 3
hij op één of meerdere tijdstippen omstreeks de periode van 19 november 2021
tot en met 18 februari 2022, te ’s-Gravenhage meerdere geldbedragen op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [de verdachte] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Feit 4
hij omstreeks 18 februari 2022 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, heeft gedragen.
Feit 5
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te 's-Gravenhage, zich met geweld
heeft verzet tegen een ambtenaar, hoofdagent [hoofdagent] , werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte,
door zich uit de greep van deze ambtenaar trachten los te trekken.
Dagvaarding II
Feit 2
hij op 14 april 2021 te Wassenaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad 51,1 gram (bestaande uit 22,1 gram, 21,1 gram en 7,9 gram), van een materiaal bevattende cocaïne en 23,0 gram, van een materiaal bevattende MDMA.
Feit 3
hij op of omstreeks 14 april 2021 te Wassenaar, een wapen van categorie II, onder 6
van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende,
traanverwekkende en soortgelijke stoffen heeft gedragen;
Dagvaarding III
hij op 11 juli 2023 te Amsterdam met anderen, aan de openbare weg, Singel, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen onbekend gebleven personen, welk geweld bestond uit het met kracht stompen in/op/tegen het hoofd.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gevraagd om niet meer dan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft meerdere keren diverse hoeveelheden harddrugs in bezit gehad. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit in het land. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
De verdachte heeft daarnaast een boksbeugel en pepperspray bij zich gehad. Dergelijk bezit brengt gevoelens van maatschappelijke onveiligheid met zich, temeer aangezien deze wapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten of bij eigenrichting. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Door aan criminele gelden een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich met geweld tegen een opsporingsambtenaar te verzetten. Dit is ernstig gedrag waarmee hij het werk van de politie heeft bemoeilijkt en waardoor bovendien het gezag van de betreffende ambtenaar is aangetast. Politieambtenaren verrichten in onze samenleving een belangrijke publieke taak die gerespecteerd dient te worden.
Tot slot heeft de verdachte heeft zich op 11 juli 2023 voor de Supperclub te Amsterdam samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen verder onbekend gebleven personen. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid van omstanders aldaar. Een feit als dit versterkt in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 juli 2024. Hieruit blijkt dat hij eerder meermalen is veroordeeld. Die eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De rechtbank acht, alles afwegende voor de misdrijven waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden passend. Voor de overtreding (het dragen van pepperspray) zal de rechtbank geen straf of maatregel opleggen, omdat daar naar haar oordeel geen redelijk doel mee is gediend. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met ruim zeven maanden (dagvaarding I) en een jaar en vijf maanden (dagvaarding II) zal de rechtbank de op te leggen gevangenisstraf matigen tot zeven maanden. Daarvan zal de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten worden afgetrokken.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 27,386,27, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering van [naam 1] , omdat hij het niet bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit ten opzichte van [naam 1] .
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, omdat zij de verdachte vrij zal spreken van het tenlastegelegde voor zover dit de benadeelde partij betreft.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
Dagvaarding I
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag van € 1042,00, de Nissan Juke met kenteken [kenteken 1] , het mes en de weegschaal. Hij heeft eveneens gerekwireerd tot teruggave van het aangetroffen Breitling-horloge aan de verdachte.
Dagvaarding II
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van het aangetroffen geldbedrag van € 365,00 en de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] . Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd om de aangetroffen honkbalknuppel en pepperspray te onttrekken aan het verkeer. Tot slot heeft de officier van justitie teruggave van de twee aangetroffen iPhones aan de verdachte verzocht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het Breitling-horloge aangevoerd dat dit een erfstuk is van de verdachte en het horloge geen verband houdt met het tenlastegelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Dagvaarding I
De rechtbank zal de Nissan Juke met kenteken [kenteken 1] en de weegschaal verbeurdverklaren. Met behulp van deze voorwerpen is het onder 2 bewezenverklaarde feit begaan of voorbereid en niet kan worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren.
De rechtbank zal de boksbeugel onttrekken aan het verkeer, omdat met betrekking tot dit voorwerp het onder 4 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Dagvaarding II
De rechtbank zal de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] verbeurdverklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 2 bewezenverklaarde feit begaan en niet kan worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort.
De rechtbank zal de pepperspray onttrekken aan het verkeer, omdat met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan de rechthebbende
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 57, 62, 63, 141, 180 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 13, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding III met parketnummer 13-173431-23 onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/054616-23, dagvaarding II met parketnummer 09-270199-21 en dagvaarding III met 13-173431-23 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I (09/054616-23)
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
ten aanzien van feit 3:
witwassen;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
wederspannigheid;
Dagvaarding II (09-270199-21)
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Dagvaarding III (13-173431-23)
ten aanzien van subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van dagvaarding I, dagvaarding II, feit 2, en dagvaarding III tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
7(
ZEVEN)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat ten aanzien van dagvaarding II, feit 3, geen straf of maatregel wordt opgelegd;
De vordering van de benadeelde partij
verklaart de vordering van de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte, begroot op nihil;
De in beslag genomen goederen
gelast de teruggave aan de veroordeelde van de voorwerpen, te weten:
- 1 STK geldbedrag van € 1042,00 (Omschrijving: PL1500-20220500572726009 / PL1500-2022050057-2725994 / PL1500-2022050057-2726014)
- 1 STK geldbedrag van € 365,00 (Omschrijving: G2578990);
- 1 STK Breitling-horloge;
- 1 STK mes;
- 1 STK honkbalknuppel;
- 1 STK telefoontoestel;
- 1 STK telefoontoestel;
verklaart verbeurd de voorwerpen, te weten:
- 1 STK Personenauto ( [kenteken 1] , Merk: Nissan);
- 1 STK weegschaal;
- 1 STK Personenauto ( [kenteken 2] , Merk: Volkswagen, PL1500-20220500572726009);
verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK pepperspray;
  • 1 STK boksbeugel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kist, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2024.