ECLI:NL:RBDHA:2024:15980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672822/KG RK 24-1324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan concrete feiten en omstandigheden

Op 3 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoekster, die in eerdere procedures ook wrakingsverzoeken heeft ingediend, stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter, mr. M.P. Verloop, in de zaken met nummers SGR 22/7086, SGR 23/5715 en SGR 23/6788. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op klachten over de communicatie met de rechtbank en de vermeende ongelijke behandeling op basis van financiële middelen. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat er geen concrete feiten of omstandigheden waren aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De wrakingskamer merkte op dat verzoekster in het verleden ook al meerdere keren wrakingsverzoeken had ingediend, vaak vlak voor zittingen, wat leidde tot de conclusie dat zij misbruik maakte van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaken niet in behandeling zal worden genomen, om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/69
zaak- /rekestnummer: C/09/672822 / KG RK 24-1324
Beslissing van 3 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.P. Verloop,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 september 2024;
- de aanvulling op het wrakingsverzoek van 23 september 2024.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over de dossiers in de hoofdzaken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 22/7086, SGR 23/5715 en SGR 23/6788 tussen verzoeker en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de hoofdzaken).
2.2.
Verzoekster heeft blijkens haar brieven van 20 en 23 september 2024 het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd:
Brief 20 september 2024:
“Dit is voor de hoorzitting op maandag 23 september om 9.00 uur. Hierbij wreek ik de rechters in de bovengenoemde zaken. De redenen worden afzonderlijk verstrekt, naar het e-mailadres van de wrakingskammer dat door de relevante afdeling is verstrekt.
Ik wil het wrakingsverzoek mondeling horen.”
Brief 23 september 2024:
“Hier is sprake van discriminatie op basis van financiële middelen en gebrek aan interesse om de zaken adequaat te laten behandelen en eerlijk te laten behandelen op de merites.
Naar aanleiding van mijn e-mail van 6 september bevestigde de rechtbank telefonisch de ontvangst en liet weten dat ik een dringend antwoord per e-mail zou krijgen. In plaats daarvan stuurde de rechtbank mij echter een bericht waarin stond dat vanaf 17 juni geen e-mailcommunicatie meer is toegestaan en dat alle communicatie via het webportaal moet verlopen. Het bericht is geen automatisch antwoord en er is mij eerder geen voorafgaande kennisgeving gestuurd. De contactgegevens op rechtspraak.nl vermelden nog steeds zivver als communicatiemiddel. Hoewel de gewone e-mail voorheen niet apart werd vermeld, werd deze wel gebruikt voor communicatie.
Omdat het voor mij niet mogelijk is om via het webportaal te communiceren, weigerde de rechtbank ook om telefonisch met mij te spreken en stelde aanvankelijk dat de enige manier van communicatie die voor mij openstond, per post was.
De rechtbank reageerde echter ook niet op de geposte brieven en schreef vrijdag aan uw collega dat ik alleen via het webportaal zou moeten communiceren, ondanks dat de rechtbank weet dat ik dat niet kan.
De rechtbank negeerde mijn zorgen dat de gekozen aanpak geen enkele manier overlaat om met de rechtbank te communiceren, en het leek onmogelijk om dit of andere kwesties aan te pakken. Er is duidelijk sprake van een ongelijke behandeling van de partijen en ik word benadeeld.
Ik moest naar de president schrijven en ook de klachtenprocedure inroepen.
Momenteel is het niet duidelijk in hoeverre de rechterlijke macht erbij betrokken is geweest, en de hangende klacht is om dat te verduidelijken. Als de rechterlijke macht erbij betrokken is geweest, is er duidelijk sprake van een gebrek aan openheid van geest bij de rechters, en is de wraking-procedure de meest geschikte procedure. De mate van betrokkenheid van de rechterlijke macht is echter mogelijk pas bekend na afronding van het onderzoek naar de klacht. Ik verzoek daarom om het wraking-verzoek op te schorten totdat de klachtenprocedure is afgerond.
Door te weigeren met mij te communiceren omdat ik niet via het webportaal kan procederen, ontzegt de rechtbank mij toegang tot justitie. Mij is (tijdig) toegang tot essentiële informatie en noodzakelijke documenten ontzegd, de mogelijkheid om te controleren wat er in het dossier staat, alle bewijzen in te dienen, commentaar te leveren op de documenten die door de oppositie zijn ingediend en de mogelijkheid om tijdig reeds bestaande problemen aan te pakken. De weigering creëerde ook extra ongelijkheid met de oppositie, die technische mogelijkheden heeft om via het webportaal te procederen en onmiddellijk ontvangt/indient.
Ik ben ongunstig behandeld en onterecht gestraft omdat ik dergelijke mogelijkheden niet heb. Er is sprake van discriminatie op basis van financiële middelen, wat in strijd is met artikel 6 EVRM. Hieruit volgt ook dat de rechtbank het niet relevant acht of en wat ik indien en commentaar geef, en dat de rechtbank niet open-minded is. Het leek er ook op dat mijn zaken eruit gepikt kunnen worden.
Zoals het er nu voorstaat, werd mij zelfs de meest basale informatie ontzegd die essentieel is om mijn kant toegang tot justitie te geven, Ik kon zelfs de namen van de rechters niet achterhalen, dus het is niet mogelijk om commentaar te leveren op andere omstandigheden die de open-mindedness beïnvloeden. Dit roept verdere zorgen op, maar maakt het onmogelijk om alle omstandigheden in één aanvraag onder uw aandacht te brengen.
De rechtbank werd geïnformeerd dat ik de verweer niet had ontvangen en gaf het zaaknummer. Ik vroeg om te controleren of de oppositie de indiening wel of niet had ingediend, maar ondanks enorme inspanningen van mijn kant was het niet mogelijk om deze informatie te verkrijgen vanwege de weigering van de rechtbank om te communiceren.
De rechtbank reageerde ook niet op mijn aanvragen, bijvoorbeeld op de aanvraag om de oppositie te verzoeken bepaalde belangrijke documenten openbaar te maken en negeerde deze.
Onlangs werd mij verteld dat de rechtbank niet zou reageren omdat de aanvraag per e-mail was verzonden, terwijl de rechtbank alleen met mij communiceert via het webportaal (waarvoor ik niet de benodigde capaciteiten heb) of per post (waar ook niet op is gereageerd). Een dergelijke benadering geeft nog een indicatie dat de rechtbank de prioriteiten niet goed heeft en mogelijk niet open-minded is.
Verder, bijv. het verzoek tot openbaarmaking werd per e-mail en post verzonden lang voordat de datum waarop de rechtbank besloot niet meer per e-mail te communiceren, terwijl alle recente herinneringen ook per post werden verzonden. Het feit dat de rechtbank daar blijkbaar niets van weet, toont aan dat de rechtbank noch mijn eerdere correspondentie, noch postcorrespondentie heeft gelezen en dat deze mogelijk niet eens aan het dossier zijn toegevoegd.
Ik heb echter geen middelen om te controleren wat er in het dossier staat, aangezien de rechtbank weigert om telefonisch informatie te verstrekken. Hoewel de rechtbank mij eerst liet geloven dat mijn postcorrespondentie zou worden beantwoord, gebeurde dat niet; en uiteindelijk bleek dat de rechtbank niet van plan is om per post te communiceren (alleen via het webportaal dat ik niet kan gebruiken). De rechtbank noemde alleen inzage toen de tijd te kort was en gaf niet aan hoe dit kan worden geregeld, aangezien de rechtbank alleen via het webportaal wil communiceren.
Er zijn nog meer voorbeelden waaruit blijkt dat de rechtbank artikel 6 EVRM niet heeft nageleefd om mijn recht op een eerlijk proces te waarborgen en mijn kant heeft benadeeld. Aangezien ik negatief ben behandeld omdat ik het webportaal niet kan gebruiken, verzoek ik u om aan te bevelen de zaak over te dragen aan een andere rechtbank of CRvB.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2
De wrakingskamer kan uit het wrakingsverzoek niet meer opmaken dan dat verzoekster klaagt over de mogelijkheden van communicatie met de rechtbank en dat zij daarover al een klacht bij de rechtbank heeft ingediend. Dit betreffen echter geen concrete feiten of omstandigheden waaruit de vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor zijn af te leiden. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en zal het verzoek daarom afwijzen.
3.3
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat verzoekster in eerdere procedures (met kenmerk SGR 19-3665, 19-3667, SGR 20-1759 en SGR 22/5048) regelmatig wrakingsverzoeken heeft ingediend. In die procedures heeft verzoekster herhaaldelijk zeer kort voorafgaand aan een zitting (na afgewezen uitstelverzoeken) wrakingsverzoeken ingediend, waardoor de zittingen alsnog niet konden doorgaan, waarna verzoekster die wrakingsverzoeken al dan niet weer heeft ingetrokken. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat verzoekster het middel van wraking gebruikt om alsnog uitstel van de zitting te bewerkstelligen. Ook in deze procedure is het de wrakingskamer uit de dossiers in de hoofdzaken gebleken dat een eerder door verzoekster gedaan uitstelverzoek is afgewezen. Vervolgens heeft zij vlak voor de zitting onderhavig wrakingsverzoek ingediend, waardoor de zitting alsnog niet kon doorgaan. De handelwijze van verzoekster leidt tot de conclusie dat verzoekster misbruik maakt van het wrakingsmiddel. Om onredelijke (verdere) vertraging van de procedure te voorkomen zal de wrakingskamer op grond van artikel 8:18, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de zaken met kenmerk SGR 22/7086, SGR 23/5715 en SGR 23/6788 niet in behandeling zal worden genomen.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaken met nummers SGR 22/7086, SGR 23/5715 en SGR 23/6788 niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.