Op 20 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, omdat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige]. De zorgen zijn onder andere gelegen in haar gedrag, de vrienden waarmee zij omgaat, en de thuissituatie, waar weinig zicht op is. De ouders, de moeder en de vader, lijken niet in staat om de noodzakelijke veranderingen in het systeem te realiseren die nodig zijn voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de patronen in het gezin hardnekkig zijn en dat er hulpverlening nodig is voor zowel [de minderjarige] als haar ouders.
De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling gehoord, die verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De ouders hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek, waarbij de moeder en vader beiden aangaven dat het goed gaat met [de minderjarige] sinds zij bij de vader verblijft. Echter, de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [de minderjarige] zodanig is dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is voor haar ontwikkeling en veiligheid.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 20 september 2024 tot 14 december 2024. De ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld.