ECLI:NL:RBDHA:2024:1595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL 22.13170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder beroepsprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Jordaanse nationaliteit, had op 8 juli 2022 een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tegen deze afwijzing had de verzoeker bezwaar gemaakt, maar hij heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift dat op 13 december 2023 was genomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij constateerde dat er geen beroepsprocedure liep tegen de beslissing van 13 december 2023, wat een voorwaarde is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Hierdoor was het verzoek niet-ontvankelijk.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13170

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker],

geboren op [geboortedatum],
van Jordaanse nationaliteit,
V-nummer: [vnummer], verzoeker
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 8 juli 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 13 december 2023 beslist op het bezwaarschrift van verzoeker.
Verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het bestreden besluit. De voorzieningenrechter constateert dat tegen dat laatste besluit geen beroepsprocedure loopt. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.