ECLI:NL:RBDHA:2024:15948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/668572 / HA RK 24-405
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot opheffen vermogensklem en wijziging statuten van ADC Archeologische Diensten Centrum N.V.

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van ADC Archeologische Diensten Centrum N.V. (hierna: ADC), die een verzoek indiende tot opheffing van een vermogensklem op grond van artikel 2:18 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onzekerheid bestaat over het bestaan en de omvang van het beklemde vermogen van de voormalige Stichting, waaruit ADC is voortgekomen. De rechtbank overweegt dat de vermogensklem geen redelijk doel meer dient en dat het noodzakelijk is voor ADC om haar vermogen vrijelijk te kunnen besteden om haar doelstellingen te realiseren. De rechtbank heeft het verzoek van ADC tot opheffing van de vermogensklem toegewezen, en daarbij aangegeven dat de statutenwijziging die nodig is om de vermogensklem te verwijderen geen aanvullende toestemming van de rechtbank vereist. Het verzoek om wijziging van de statuten werd afgewezen, omdat daar geen rechterlijke toestemming voor nodig is. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter H.J. Vetter.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/668572 / HA RK 24-405
Beschikking van 3 oktober 2024
in de zaak van
ADC ARCHEOLOGISCH DIENSTEN CENTRUM N.V., te Amersfoort,
verzoekster,
advocaat mr. R.H.C. Larsson te Utrecht.
Verzoekster wordt hierna ADC genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 24 juni 2024 ontvangen verzoekschrift, met productie 1 tot en met 4;
  • de e-mail van ADC van 6 september 2024, met vier bijlagen.
1.2.
Op 5 september 2024 is het verzoek van ADC besproken tijdens een mondelinge behandeling. Daarbij waren namens ADC aanwezig: de heer [naam 1] (bestuurder), de heer [naam 2] (controller) en mr. Larsson voornoemd.
1.3.
Daarna is bepaald dat vandaag beschikking zal geven.

2.De feiten

2.1.
Op 19 januari 1988 is Archeologisch Diensten Centrum Joan Willems Stichting opgericht (hierna: de Stichting). In de statuten staat in artikel 3 het doel van de Stichting:
3.1
Het bevorderen van activiteiten op het gebied van de archeologische
monumentenzorg, in het bijzonder die activiteiten die leiden tot een verantwoord beheer van het archeologisch erfgoed en het op verantwoorde wijze vergaren van kennis daarover.
3.2
Het bevorderen van activiteiten die leiden tot vergroting van kennis op
archeologisch gebied en tot openbaarmaking waarvan en voorts al hetgeen met één en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin.
De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het verrichten van
feitelijke werkzaamheden in het kader van opgravingen, waarvoor op grond van artikel 39 van de monumentenwet 1988 vergunning is verleend.
2.2.
Op 16 oktober 2003 is de Stichting (met rechterlijke machtiging op grond van artikel 2:18 lid 4 BW) omgezet in de naamloze vennootschap ADC. De twee toenmalige bestuurders van de Stichting zijn samen met een investeerder aandeelhouders geworden van ADC. In de statuten die sindsdien voor ADC gelden staat in artikel 2 het doel van ADC:
2.1
De vennootschap heeft ten doel:
a. het bevorderen van activiteiten op het gebied van de archeologische
monumentenzorg, in het bijzonder die activiteiten die leiden tot een verantwoord beheer van het archeologisch erfgoed en het op verantwoorde wijze vergaren van kennis daarover;
b. het bevorderen van activiteiten die leiden tot vergroting van kennis op
archeologisch gebied en tot openbaarmaking daarvan;
c. het verkrijgen van en het deelnemen in, het financieren van en het voeren van beheer over en het zich op andere wijze interesseren bij andere vennootschappen en ondernemingen, van welke aard ook;
d. het bijeenbrengen van gelden door middel van uitgiften van waardepapieren, aangaan van bankleningen, uitgiften van obligaties en andere schuldbrieven, en het op andere wijze opnemen van geldleningen, het verstrekken van geldleningen, het verstrekken van garanties, al dan niet voor schulden van anderen, en in het algemeen het verlenen van diensten op het gebied van hendel en financiering;
e. het verkrijgen, het ontwikkelen, houden, het te gelde maken, bezwaren,
vervreemden of op enige andere wijze gebruik maken van onroerende zaken en andere registergoederen;
f. het factoreren en factureren van handelsopbrengsten, het salderen van
kosten en opbrengsten, het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten;
g. het commercialiseren van licenties, auteursrechten, patenten, ontwerpen, geheime procédés of formules, handelsmerken en verwante belangen;
h. het uitvoeren van alle handelingen die bevorderlijk noodzakelijk of
gebruikelijk zijn of verband houden met de hiervoor genoemde doelstellingen.
2.2
De doelstellingen zoals in het voorgaande lid omschreven, worden in de ruimste zin opgevat en omvatten elke activiteit of elk doel dat verband houdt met of bevorderlijk kan zijn voor die doelstellingen.
2.3
Bij het uitoefenen van haar doelstellingen mag de vennootschap alle transacties aangaan ten voordele van maatschappijen waarmee de vennootschap in een groep is verbonden.
2.3.
In de statuten van ADC is conform artikel 2:18 lid 6 BW bepaald dat het vermogen van de Stichting en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven.
2.4.
Sinds 25 september 2006 is ADC Holding B.V. enig aandeelhouder van ADC. Sinds 1 december 2022 wordt 58% van de aandelen in ADC Holding B.V. indirect (namelijk via Midas Holding B.V.) gehouden door de heer [naam 1] (hierna [naam 1] ). [naam 1] is sinds 1 december 2022 ook enig bestuurder van ADC.

3.Het verzoek

3.1.
ADC verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad:
primair:
toestemming ex artikel 2:18 BW te verlenen om het vermogen dat zij sinds de omzetting van de Stichting naar ADC heeft op een andere wijze te mogen besteden dan voor de omzetting was voorgeschreven;
toestemming te verlenen om de overgangsbepaling zoals opgenomen in het slot van de thans geldende statuten zodanig te wijzigen dat daarin niet langer is opgenomen dat het vermogen dat de stichting ten tijde van de omzetting had en de vruchten daarvan slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven;
subsidiair:
i. te bepalen dat een statutaire reserve van € 100.000,-, dan wel zoveel meer als de rechtbank redelijk acht, zal worden aangehouden, aangevuld met een statutaire bepaling dat het voornoemde bedrag van de reserve bij liquidatie in overeenstemming met het voormalige stichtingsdoel zal worden besteed.
3.2.
Daartoe voert ADC het volgende aan. De reden voor de omzetting van de Stichting in ADC was gelegen in het Verdrag van Malta, als gevolg waarvan in Nederland archeologie gecommercialiseerd werd. Het is voor ADC niet mogelijk om na te gaan wat destijds het vermogen van de Stichting was en daarom tast ADC in het duister wat er met het beklemde vermogen in de loop der jaren is gebeurd en hoe dat (voor zover aanwezig) is besteed.
Ondanks dat de aanwezigheid en (indien aanwezig) de omvang van het beklemd vermogen onbekend is, verzoekt ADC opheffing van de vermogensklem. Ten eerste omdat deze geen redelijk doel meer dient. Als ADC haar doelstellingen wil realiseren is het nodig dat het vermogen binnen de wettelijke ruimte vrijelijk besteed kan worden. Ook na de verzochte ontklemming zal het vermogen worden besteed aan een doel dat nauw verwant is aan het oorspronkelijke doel van de Stichting. Ten tweede heeft ADC behoefte aan helderheid over de mogelijkheid om dividend uit te kunnen keren. De huidige vermogensklem kan het in de toekomst uitkeren van dividend mogelijk in de weg zitten, terwijl zulke uitkeringen het makkelijker maken om nieuwe aandeelhouders (en dus nieuwe financiering) aan te trekken en/of de huidige aandeelhouders te behouden. De vermogensklem heeft geen enkele bedrijfseconomische of maatschappelijke relevantie meer in het speelveld voor de onderneming zoals deze anno 2024 wordt gedreven.

4.De beoordeling

De vermogensklem

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de wet, de parlementaire geschiedenis en de rechtspraak geen beperkingen kennen omtrent een verzoek tot ontklemming op grond van artikel 2:18 lid 6 BW. Bij de beoordeling van zo’n verzoek moet de rechter de belangen van alle betrokkenen in acht nemen. Volgens de wetsgeschiedenis is het van belang om na te gaan of derden in strijd met de redelijkheid en billijkheid worden benadeeld, dan wel of de verandering van doelstelling in strijdt is met de openbare orde. Artikel 2:18 lid 6 BW beoogt immers te voorkomen dat het vermogen van een stichting na omzetting in een andere rechtsvorm, anders wordt besteed dan voor de omzetting was voorgeschreven.
4.2.
De rechtbank overweegt dat het verzoek van ADC er onder meer toe strekt om in de toekomst niet telkens een discussie te moeten voeren over de vraag of een winstuitkering aan aandeelhouders wel mogelijk is in verband met een mogelijk nog bestaand, maar qua omvang volstrekt onbekend, beklemd vermogen. Ter zitting is verklaard dat er onderzoek is gedaan naar (de aanwezigheid respectievelijk het verloop van) het beklemd vermogen, maar dat het onderzoek niets heeft opgeleverd. Op verzoek van de rechtbank is na de mondelinge behandeling documentatie overgelegd op basis waarvan [naam 1] (indirect, via Midas Holding BV) 56% van de aandelen van ADC Holding B.V. heeft overgenomen. Zowel in de jaarstukken van 2005 als in de overnamedocumentatie als 2022 leest de rechtbank niets dat enig houvast zou kunnen bieden voor een (al of niet) bestaand positief beklemd vermogen. Onder deze omstandigheden moet worden vastgesteld dat het (statutair) in stand houden van het beklemd vermogen geen redelijk doel meer dient. De rechtbank zal het verzoek van ADC tot het opheffen van de vermogensklem toewijzen.
De statutenwijziging
4.3.
De toestemming tot het opheffen van de vermogensklem impliceert dat de daartoe opgenomen statutaire voorziening kan worden verwijderd door middel van statutenwijziging. Voor deze statutenwijziging is geen (aanvullende) toestemming van de rechtbank nodig.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verleent ADC toestemming om het vermogen dat zij sinds de omzetting van Archeologisch Diensten Centrum Joan Willems Stichting naar ADC Archeologische Diensten Centrum N.V. heeft op een andere wijze te mogen besteden dan voor de omzetting was voorgeschreven;
5.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 2184