ECLI:NL:RBDHA:2024:159
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had echter op 31 oktober 2023 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-regeling.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten om zonder zitting uitspraak te doen. Tijdens de uitspraak is ook verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL23.34741, waarin op het beroep van de verzoeker is beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak op het beroep was gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.