ECLI:NL:RBDHA:2024:15894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.4211 en NL24.4212
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Bengalese nationaliteitseiser met politieke activiteiten voor de Bangladesh National Party (BNP) en de beoordeling van de afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van een eiser van Bengalese nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die actief was voor de Bangladesh National Party (BNP), heeft op 18 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 4 februari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat de eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de politieke situatie in Bangladesh en de positie van de BNP. De rechtbank constateert dat er aanwijzingen zijn dat de eiser in de negatieve belangstelling staat van de Awami League, de regerende partij in Bangladesh. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond, omdat de afwijzing niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard. De eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.625,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.4211 (beroep)
NL24.4212 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1992, van Bengalese nationaliteit, eiser en verzoeker, hierna: eiser
(gemachtigde: mr. S.N. Ali),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank en de voorzieningenrechter (de rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 18 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft die aanvraag met het bestreden besluit van 4 februari 2024 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft eiser nadere stukken ingediend. Daarnaast heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 21 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S.I.K. Chowdhury als tolk in de taal Bengaals en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft op 18 januari 2024 een verzoek om internationale bescherming in Nederland ingediend. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij actief was voor de politieke partij Bangladesh National Party (BNP) en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Hij zou namelijk bedreigd en mishandeld zijn door leden van de Awami League partij. Verder stelt eiser dat tegen hem diverse valselijke aanklachten van mishandeling en wapenbezit zijn ingediend. Eiser vreest bij terugkeer naar Bangladesh door de Awami League te worden gedood.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft in het asielrelaas de volgende elementen onderscheiden en op geloofwaardigheid beoordeeld:
1- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2- Activiteiten voor BNP; en,
3- Bedreigd en mishandeld door Awami League.
5.1.
Verweerder acht de relevante elementen
identiteit, nationaliteit en herkomsten
activiteiten door BNPgeloofwaardig. Ten aanzien van het relevante element
identiteit, nationaliteit en herkomstheeft verweerder de door eiser genoemde persoonsgegevens aangehouden, omdat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond. Volgens verweerder heeft eiser zijn eigen paspoort met daarin een visum weggegooid voor aankomst op Schiphol. Vervolgens verklaarde eiser dat hij [naam 1] heette, terwijl hij vóór aanvang van het aanmeldgehoor andere persoonsgegevens heeft genoemd. Deze laatste persoonsgegevens zijn door verweerder aangehouden in deze procedure. Verder acht verweerder het relevante element
bedreigd en mishandeld door Awami Leagueniet geloofwaardig, omdat uit eisers verklaringen niet duidelijk is geworden waarom hij het huisbezoek van Awami League in 2024 ziet als bedreiging. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij door de Awami League is mishandeld na zijn toespraak in 2021. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser inconsistent heeft verklaard over de mishandeling en gevangenneming in 2020. Zo komen zijn verklaringen niet overeen met de inhoud van het proces-verbaal dat hij heeft overgelegd. Zo verklaart eiser dat hij ten onrechte wordt beschuldigd van het mishandelen van [naam 2] , een leider van de Awami League, terwijl in het proces-verbaal volgens de tolk tijdens het nader gehoor wordt gesproken over het illegaal bezetten van straten, vechtpartijen en meerdere mensen die gewond raakten. Ook is niet logisch en summier verklaard over de mishandeling en gevangenneming in 2015. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder tegenstrijdig verklaard over de reden van zijn vertrek.
5.2.
Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid van de Vw [1] en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Vw. Eiser krijgt ook geen verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM [2] of humanitaire gronden. Ook krijgt eiser geen uitstel van vertrek om medische redenen. Verder heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod van twee jaar.
Het referentiekader van eiser
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en dat daarom ten onrechte aan eiser is tegengeworpen dat hij summier heeft verklaard over zijn asielrelaas.
6.1.
Verweerder stelt dat eiser niet heeft onderbouwd dat geen rekening is gehouden met eisers referentiekader. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat eiser negentien jaar was op het moment dat hij lid werd van BNP. Hij was dus al volwassen en op het moment dat de eerste problemen zich zouden voordoen in 2015 zou eiser 23 jaar zijn geweest. Eiser heeft gestudeerd aan de universiteit, nu uit de stukken volgt dat hij lid was van de studentenafdeling van de BNP. Verder stelt verweerder dat uit het Medifirst rapport geen beperkingen naar voren zijn gekomen ten aanzien van het horen van eiser.
6.2.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser niet heeft onderbouwd met welke aspecten verweerder geen rekening heeft gehouden ten aanzien van het referentiekader van eiser. Op de zitting is aan eisers gemachtigde gevraagd waaruit volgt dat geen rekening is gehouden met eisers referentiekader. Eisers gemachtigde gaf aan dat hiermee wordt bedoeld dat verweerder bij het stellen dat eiser summier heeft verklaard, geen rekening heeft gehouden met de leeftijd, de cultuur en het niveau van educatie van eiser. Eisers gemachtigde heeft echter niet specifiek kunnen aangeven om welke summiere verklaringen het gaat en waarom hij zo heeft verklaard vanwege zijn gestelde referentiekader. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende duidelijk kunnen maken waaruit blijkt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. De beroepsgrond faalt.
De bedreiging en mishandeling door Awami League
7. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte de bedreiging en mishandeling door de Awami League niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser is van mening dat hij het bezoek van de Awami League in details heeft beschreven. Hij heeft in het gehoor namelijk verklaard dat de Awami League naar eiser op zoek was en als ze hem thuis hadden getroffen, zouden ze hem vermoorden. Eiser stelt ook dat hij is mishandeld door de Awami League en dat verweerder de mishandeling na een toespraak in 2021 ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht.
7.1.
Verweerder acht de verklaringen van eiser over het huisbezoek in 2024 niet logisch, omdat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij dit bezoek als een bedreiging ziet. Ook vindt verweerder het niet logisch om van de Awami League te vluchten aangezien de Awami League sinds 2019 al aan de macht is. Daarnaast is verweerder van mening dat eiser twee jaar lang zonder problemen heeft geleefd in [plaatsnaam] . Dat hij vervolgens is teruggekeerd naar zijn voormalige woonplaats om afscheid te nemen, zou onlogisch zijn. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de gestelde mishandeling na eisers toespraak niet geloofwaardig is, omdat eiser hier summier over heeft verklaard.
7.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De tegenwerping van verweerder dat het niet logisch is om van de Awami League te vluchten omdat die partij sinds 2019 aan de macht is, wordt niet gevolgd door de rechtbank. Zo is er een verkiezing geweest in 2023 aan de hand waarvan onrust is ontstaan tussen de Awami League en de BNP. Dat eiser twee jaar zonder problemen heeft gewoond in [plaatsnaam] betekent niet dat hij daar geen gevaar loopt. Zo heeft eiser toegelicht dat hij was ondergedoken in [plaatsnaam] en daar niet zorgeloos heeft verbleven. Verder constateert de rechtbank dat er aanwijzingen zijn dat eiser wel degelijk in de negatieve belangstelling staat van de Awami League. Eiser heeft namelijk een document overgelegd waaruit blijkt dat er in 2023 een aanklacht tegen hem is ingediend omdat hij geassocieerd wordt met de
“Executive Committee of the Terrorist Party (BNP)”. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de landeninformatie omtrent Bangladesh onvoldoende betrokken bij de beoordeling van eisers asielaanvraag. Verweerder heeft met de overwegingen in het besluit geen juiste invulling gegeven aan de toets of naar aanleiding van het geloofwaardig geachte deel van het relaas, namelijk de politieke activiteiten voor BNP, voor eiser gegronde vrees voor vervolging bestaat. Verweerder moet de geloofwaardig geachte deel van het relaas beoordelen in het licht van de (politieke) situatie in Bangladesh en de positie van de BNP in relatie tot de aard en omvang van de politieke activiteiten van eiser. De beroepsgrond slaagt.
7.3.
Met betrekking tot de gestelde mishandeling in 2021, na de toespraak van eiser, merkt de rechtbank het volgende op. Eiser heeft zelf verklaard dat zijn stelling over de mishandeling in 2021 is gebaseerd op vermoedens. Eiser weet zelf niet met zekerheid te zeggen door wie hij is mishandeld. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de mishandeling het gevolg is van de toespraak die eiser heeft gehouden.
De overgelegde stukken in beroep
8. Eiser heeft in de beroepsprocedure stukken uit 2015 en 2023 overgelegd van de aanklacht van onder andere mishandeling en wapenbezit die tegen hem is ingediend. Eiser voert hiertoe aan dat deze aanklacht valselijk is. Ook is een vertaling overgelegd van het proces-verbaal uit 2020. Hiermee wil eiser aannemelijk maken dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Awami League.
8.1.
Verweerder heeft op zitting gezegd dat er nu wel stukken zijn overgelegd en dat dat bevreemdend is, omdat eiser tijdens het nader gehoor heeft aangegeven geen stukken te hebben. Ook is verweerder van mening dat eiser onjuist heeft verklaard over de aanklacht die tegen hem is ingediend. Eiser heeft namelijk tijdens het nader gehoor verklaard dat hij de aanklacht niet heeft gelezen. Verweerder vindt het daarom niet logisch dat hij weet wat in het proces-verbaal staat.
8.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De onderhavige procedure is een korte procedure. Uit de vertaling van de overgelegde stukken volgt dat de aanklacht tegen eiser erop ziet dat eiser iemand zou hebben geslagen, of betrokken zou zijn geweest bij de mishandeling van de heer [naam 2] . Verder merkt de rechtbank op dat het feit dat eiser heeft verklaard dat hij de aanklacht die tegen hem is ingediend niet heeft gelezen, niet betekent dat hij niet weet waar de aanklacht op ziet. De verklaring van eiser dat er een aanklacht is ingediend tegen hem omdat hij de heer [naam 2] zou hebben geslagen komt overeen met het proces-verbaal die is overgelegd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te concluderen dat de inhoud van de aanklacht niet overeen komt met wat eiser heeft verklaard. Verweerder mocht dit dan ook niet aan eiser tegenwerpen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. Dit betekent dat eiser gelijkt krijgt. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over eisers asielaanvraag te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
9.1.
Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak en de stukken die eiser in beroep heeft overgelegd. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
9.3.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift en een verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.625,-.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL24.4211:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 4 februari 2024; en,
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL24.4212:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
De rechtbank/voorzieningenrechter, in beide zaken:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.