ECLI:NL:RBDHA:2024:15881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.25730 en NL24.25731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Algerijnse eiser met dienstplichtproblematiek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 31 mei 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 21 juni 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 18 juli 2024 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, aangezien eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

Eiser, geboren in 1989, heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met de stelling dat hij drie keer is opgeroepen voor militaire dienst in Algerije, waar hij geen gehoor aan wil geven. Hij vreest bij terugkeer te worden gedwongen om te dienen in het leger. De verweerder heeft echter de oproepen voor de dienstplicht en het aanhoudingsbevel ongeloofwaardig geacht, omdat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claims. De rechtbank oordeelt dat de verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat voor eiser bij terugkeer naar Algerije.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.25730 en NL24.25731
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. H.E. Visscher),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 31 mei 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 18 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
De asielaanvraag
2. Eiser is geboren op [geboortedag] 1989 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Eiser heeft het volgende aan zijn huidige asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft Algerije verlaten omdat hij drie keer is opgeroepen voor militaire dienst [2] en daar geen gehoor aan wil geven. Hij is het niet eens met hoe de regering haar burgers behandelt en het leger biedt eiser geen toekomst. Er zou daarbij ook een aanhoudingsbevel zijn uitgevaardigd voor eiser. Bij terugkeer vreest eiser alsnog te worden gedwongen om te moeten dienen in het leger.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft twee relevante elementen uit het asielrelaas van eiser herleid:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en
- de oproep voor de dienstplicht en het nog moeten vervullen van de dienstplicht.
De identiteit, nationaliteit en herkomst zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Dat eiser een oproep voor de dienstplicht heeft ontvangen en dat hij de dienstplicht nog moet vervullen, vindt verweerder ongeloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser de oproepen voor de dienstplicht en het daarop volgende aanhoudingsbevel niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft geen documenten overgelegd om de oproepen of het aanhoudingsbevel te onderbouwen. Verder merkt verweerder op dat niet valt in te zien waarom eiser in 2017 pas voor het eerst een oproep kreeg, terwijl hij al negen jaar dienstplichtig was. Voor verweerder doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van dit relevante element. Verweerder verwijt eiser daarbij dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in aanmerking komt voor vrijstelling, nu uit landeninformatie blijkt dat het voor Algerijnen met een leeftijd boven 25 jaar mogelijk is om een vrijstelling aan te vragen [3] . Tot slot stelt verweerder dat het niet aannemelijk is dat eiser door de Algerijnse autoriteiten tot de militaire dienst zou worden gedwongen. Uit landeninformatie over Algerije blijkt dat zich meer mensen voor militaire dienst melden dan noodzakelijk is [4] . Aan eiser is verder een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser verwijst naar wat hij in de zienswijze al naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft volgens eiser ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat hij bij terugkeer naar Algerije gevaar loopt vanwege de ontduiking van de dienstplicht. Zo vindt eiser dat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij vrijstelling voor de dienstplicht zou kunnen vragen. Aangezien hij al een oproep heeft gekregen, kan hij waarschijnlijk geen vrijstelling krijgen. Daarbij vindt eiser dat verweerder onvoldoende aandacht heeft besteed aan zijn principiële bezwaren tegen de dienstplicht. Verder betoogt eiser dat onvoldoende is gemotiveerd dat van eiser verwacht kan worden om terug te gaan naar Algerije. Zo kan hij geen beroep doen op de Algerijnse autoriteiten voor bescherming. Dit was ook reden voor verweerder om Algerije niet langer als veilig land van herkomst aan te merken [5] . Volgens eiser is het besluit dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het relevante element van de oproep voor de dienstplicht en het nog moeten vervullen van de dienstplicht niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft voorop mogen stellen dat eiser de gestelde dienstoproepen niet met stukken heeft onderbouwd. Ook is niet onderbouwd dat er een aanhoudingsbevel is afgegeven voor eiser of dat hij niet in aanmerking zou kunnen komen voor vrijstelling van de dienstplicht. Eiser heeft in het gehoor aangegeven dat een aanvraag tot vrijstelling is afgewezen [6] . Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eiser dit niet heeft onderbouwd en ook niet duidelijk is wanneer dit dan zou zijn geweest. Verweerder mag van eiser verwachten dat hij zich inspant om zijn asielrelaas te onderbouwen. De stelling van eiser dat hij niet verwacht een vrijstelling te krijgen omdat hij al oproepen heeft gehad, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Dat eiser zijn eerste oproep zou hebben gekregen toen hij 28 jaar was, heeft verweerder ook vreemd mogen vinden. In Algerije worden mannen namelijk vanaf 19 jaar opgeroepen voor de dienst [7] . De enige verklaring die eiser in zijn gehoor hiervoor heeft gegeven is de verandering in de politiek [8] . Deze verklaring heeft verweerder niet hoeven volgen, omdat eiser dit niet heeft onderbouwd. Nu verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser oproepen heeft ontvangen, heeft verweerder ook niet op de door eiser gestelde principiële bezwaren in te hoeven gaan.
6. Nu verweerder het relevante element over de oproep voor de dienstplicht en het nog moeten vervullen van de dienstplicht niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden en er geen andere aanknopingspunten zijn, heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft dan ook niet nader hoeven motiveren waarom eiser toch zou kunnen terugkeren gelet op de bij de herbeoordeling van Algerije als veilig land van herkomst gesignaleerde problemen. Van een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek is dan ook geen sprake.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.
8. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van P.J.J. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
2.In 2017, 2018 en 2019.
3.Thematisch ambtsbericht dienstplicht Algerije van 9 november 2020.
4.Het rapport Query response Algeria: Conscription van de Norwegian COI-centre van 31 mei 2018.
5.Kamerstuk 19 637, Nr. 2743, brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 11 juni 2021, Herbeoordeling veilige landen van herkomst – Albanië, Algerije, Montenegro en Noord-Macedonië.
6.Verslag nader gehoor, pag. 5.
7.Thematisch ambtsbericht dienstplicht Algerije van 9 november 2020, paragraaf
8.Verslag nader gehoor, pag. 6.