ECLI:NL:RBDHA:2024:15878
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om brede ondersteuning op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn aanvraag om brede ondersteuning op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiser had op 11 augustus 2023 een aanvraag ingediend, die gedeeltelijk was toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. De rechtbank heeft op 22 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en zijn moeder. Eiser, die slachtoffer is van de kinderopvangtoeslagaffaire, vroeg om vergoeding van kosten voor autorijlessen en een aanvullend babypakket, maar deze verzoeken werden door verweerder afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op zorgvuldige wijze onderzoek heeft verricht naar de situatie van eiser en zijn financiële situatie. Verweerder heeft gesprekken gevoerd met eiser en zijn moeder en heeft de behoeften van eiser in kaart gebracht. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de verzoeken om autorijlessen en het babypakket in redelijkheid is gedaan. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in een uitzonderlijke situatie verkeert die een afwijkende behandeling rechtvaardigt. De rechtbank benadrukt dat de brede ondersteuning niet bedoeld is als algemene inkomensondersteuning, maar als maatwerkvoorziening voor gedupeerden van de toeslagenaffaire.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en blijft het bestreden besluit van verweerder in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 oktober 2024.