ECLI:NL:RBDHA:2024:15871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
09-138039-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vals geld en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie

Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2022 in Waddinxveen en Utrecht verschillende strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, het voorhanden hebben van verschillende wapens, en het rijden onder invloed van drugs. Tijdens de zitting op 13 september 2024 heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd voor het bezit van valse bankbiljetten, terwijl de verdediging zich op het standpunt stelde dat de verdachte niet schuldig was aan de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de valse bankbiljetten in voorraad had, en sprak hem vrij van dit feit. Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en het voorhanden hebben van wapens, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-138039-22
Datum uitspraak: 27 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Kortekaas, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Waddinxveen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,34 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 03 juni 2022 te Waddinxveen en/of Utrecht vier, althans een of
meer wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
een voor be- en afdreiging geschikt
-gasdrukpistool (CO2), welke een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool van
het merk Beretta, model FS92 en/of;
-een gasdrukpistool (C02), merk Glock, model 17 Gen 4, welke een sprekende
gelijkenis vertoont met een pistool van het merk Glock, model 17 en/of
-een gasdrukpistool (C02), merk Glock, model 18C, welke een sprekende
gelijkenis vertoont met een pistool van het merk Glock, model 18C
en/of
een nabootsing van een handgranaat, model M67, welke een sprekende gelijkenis vertoont met een Amerikaanse handgranaat model M67
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Waddinxveen en/of Utrecht
een of meer wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
-twee, althans een gaspisto(o)l(en), Fabrikant Bruni SRL, van het merk BBM, type
GAP, kaliber 9mm , zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool en/of
-11, altans een of meer knalpatro(o)n(en) van het merk Pobjeda en/of diverse,
kaliber 9mm PAK,
voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrecht, opzettelijk 39, althans een of meer
bankbiljet(ten) van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of
vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving
bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te
doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
5
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Waddinxveen een voertuig, te weten een auto
(bestelbus), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen
na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in
het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet,
het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 1172 mg/l
bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof
vermelde grenswaarde;
6
hij op of omstreeks 03 juni 2022 te Utrecht, een of meer wapen(s), van categorie I,
onder 1° of 3°, te weten een werpster en/of een boksbeugel en/of een
ploertendoder, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
7
hij op of omstreeks 3 juni 2022 te Utrechteen of meer wapen(s) van categorie II,
onder 5 en/of onder 6 en/of van categorie III, onder 3 van de Wet wapens en
munitie, te weten
-een stroomstootwapen gecombineerd met pepperspray en/of
-pepperspray zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen met giftige,verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of
-een werpmes,
voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte het oogmerk had de valse bankbiljetten van 50 euro als echt en onvervalst uit te geven. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het tenlastegelegde onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak voor deze feiten bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2022160666, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 131) en het aanvullend proces-verbaal, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1-11). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
13 september 2024;
feiten 1, 3 en 5:
2. het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 75-77);
feiten 2, 3, 6 en 7
3. het proces-verbaal van binnentreden woning, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 14-15);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 16-17):
feit 1
5. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 3 juni 2022
(p. 12);
feit 2
6. het proces-verbaal, opgemaakt op 5 juli 2022 (p. 42-44);
7. het proces-verbaal, opgemaakt op 5 juli 2022 (p. 45-47);
8. het proces-verbaal, opgemaakt op 5 juli 2022 (p. 48-49);
9. het proces-verbaal, opgemaakt op 7 juni 2022 (p. 73-74);
feit 3
10. het proces-verbaal, opgemaakt op 5 juli 2022 (p. 40-41);
10. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 60-61);
12. een geschrift, te weten het onderzoek naar een gaspistool door [brigadier] , brigadier van politie (p. 65-66);
13. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 67-69);
feit 5
14. het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 4 juli 2022 (p. 123-125);
15. een geschrift, te weten het rapport drugs in het verkeer, opgesteld door PD Dr. C. Heß (p. 127-129);
feit 6
16. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 52-53);
17. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 56-57);
18. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 58-59);
feit 7
19. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 50-51);
20. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 54-55);
21. het proces-verbaal, opgemaakt op 3 juni 2022 (p. 62-64).
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 3 juni 2022 te Waddinxveen opzettelijk aanwezig heeft gehad 23,34 gram van een materiaal bevattende amfetamine.;
2
hij op 3 juni 2022 te Utrecht vier wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een voor be- en afdreiging geschikt
-gasdrukpistool (CO2), welke een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool van
het merk Beretta, model FS92 en
-een gasdrukpistool (
CO2), merk Glock, model 17 Gen 4, welke een sprekende
gelijkenis vertoont met een pistool van het merk Glock, model 17 en
-een gasdrukpistool (
CO2), merk Glock, model 18C, welke een sprekende
gelijkenis vertoont met een pistool van het merk Glock, model 18C en
een nabootsing van een handgranaat, model M67, welke een sprekende gelijkenis vertoont met een Amerikaanse handgranaat model M67
voorhanden heeft gehad;
3
hij op 3 juni 2022 te Waddinxveen en/of Utrecht
wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie
en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
-twee, gaspistolen, Fabrikant Bruni SRL, van het merk BBM, type
GAP, kaliber 9mm, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en
-11 knalpatronen van het merk Pobjeda en/of diverse kaliber 9mm PAK,
voorhanden heeft gehad;
5
hij op 3 juni 2022 te Waddinxveen een voertuig, te weten een auto
(bestelbus), heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de
Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 1172 mg/l bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
6
hij op 3 juni 2022 te Utrecht, wapens, van categorie I onder 3°, te weten een werpster en een boksbeugel en een
ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
7
hij op 3 juni 2022 te Utrecht wapens van categorie II, onder 5 en onder 6 en van categorie III, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten
-een stroomstootwapen gecombineerd met pepperspray en pepperspray zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en
-een werpmes,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging ten aanzien van de eerste drie gedachtestreepjes van het tenlastegelegde onder 2. Voor het overige heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het bewezenverklaarde strafbaar is.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op hetzelfde standpunt als de officier van justitie gesteld.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De in de bewezenverklaring onder 2 genoemde gasdrukpistolen zijn blijkens het onderzoek ter terechtzitting airsoftwapens. De verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde deed aan het beoefenen van airsoft. Verder is vastgesteld dat de verdachte beschikte over een lidmaatschap bij een door de minister van Veiligheid en Justitie erkende airsoftvereniging. Ingevolge artikel 17a, eerste lid, van de Regeling wapens en munitie was de verdachte dan ook vrijgesteld van het verbod tot het voorhanden hebben van de in de tenlastelegging onder 2 genoemde gasdrukpistolen. Dit brengt met zich dat het voorhanden hebben van die wapens niet strafbaar was. De verdachte zal daarom ten aanzien van het voorhanden hebben van de gasdrukpistolen worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige levert het bewezenverklaarde op de in het dictum vermelde strafbare feiten. Er zijn ten aanzien daarvan geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte geen gevangenisstraf moet worden opgelegd. Er dient volgens de verdediging ook rekening met de redelijke termijn te worden gehouden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van amfetamine. In het bloed van de verdachte is meer dan 20 keer de toegestane hoeveelheid aangetroffen. Door zo te handelen riskeerde de verdachte niet alleen de veiligheid van zichzelf, maar ook die van anderen. Bij de verdachte is vervolgens 23,4 gram amfetamine en een arsenaal aan verschillende soorten wapens aangetroffen. Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte door een (naar eigen zeggen) uit de hand gelopen fascinatie verboden wapens heeft aangeschaft. Wapens kunnen voor grote schade en onveilige gevoelens in de samenleving zorgen, zeker als deze in de verkeerde handen vallen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 augustus 2024. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 12 september 2024, waaruit volgt dat, hoewel sprake is van een aantal probleemgebieden, het recidiverisico laag is. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf op te leggen. Ook wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 3 juni 2022, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. In principe had de rechtbank twee jaar later, op 3 juni 2024 vonnis moeten wijzen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die een langere behandelduur dan twee jaar rechtvaardigen. Dit is alles betekent dat de redelijke termijn met ongeveer drie maanden is overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de taakstraf matigen tot 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis. Daarvan zal de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten worden afgetrokken.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feiten 2 en 6:
telkens: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 7:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 2, voor zover de bewezenverklaring ziet op het voorhanden hebben van
  • gasdrukpistool (CO2), welke een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool vanhet merk Beretta, model FS92 en
  • een gasdrukpistool (CO2), merk Glock, model 17 Gen 4, welke een sprekendegelijkenis vertoont met een pistool van het merk Glock, model 17 en
  • een gasdrukpistool (CO2), merk Glock, model 18C, welke een sprekendegelijkenis vertoont met een pistool van het merk Glock, model 18C gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte voor het overige strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
EEN (1) MAAND;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
HONDERDVIJTIG (150) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
VIJFENZEVENTIG (75) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op TWEE (2) UREN per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2024.