ECLI:NL:RBDHA:2024:15870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.16514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens ontbreken connex beroep

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Singh, had een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning, welke door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling was genomen. De minister had op 10 april 2024 een besluit genomen, waartegen de verzoeker bezwaar had gemaakt. Op 20 juni 2024 heeft de minister op het bezwaar beslist, maar de verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen dit besluit.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister al op het bezwaar had beslist en er geen beroep was ingesteld, was er geen connex beroep. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op grond van artikel 6:6, onder a, van de Awb, in combinatie met artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.16514
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. J. Singh),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. Y. Verheugd).

Procesverloop

1. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning met het besluit van 10 april 2024 (het primaire besluit) niet in behandeling genomen.
2. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. Met het besluit van 20 juni 2024 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
4. De voorzieningenrechter doet met instemming van partijen uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

5. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar (of beroep) aanhangig is.
6. Verweerder heeft al op het bezwaar beslist op 20 juni 2024; hierdoor is geen bezwaar meer aanhangig. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb wordt het verzoek om een voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.
7. Het (digitale) procesdossier dat de rechtbank ter beschikking staat bevat geen stuk waaruit blijkt dat beroep is ingesteld tegen het besluit op bezwaar. De gemachtigde van verzoeker heeft de griffier telefonisch bevestigd dat geen beroep is ingesteld. Er is dus geen connex beroep. Het verzoek wordt op grond van artikel 6:6, onder a, van de Awb, in combinatie met artikel 8:81, eerste lid, van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 september 2024

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.