ECLI:NL:RBDHA:2024:15845
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf; beroep gegrond verklaard
Op 24 maart 2023 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend. Eiser heeft de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 19 maart 2024, waarin een beslistermijn van twee weken werd opgelegd, heeft eiser opnieuw beroep ingesteld op 24 juni 2024 tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, volgens artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank heeft verweerder een concrete beslistermijn van twee weken gegeven, maar verweerder heeft hieraan niet voldaan. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank merkt op dat er inmiddels een rechterlijke dwangsom van € 7.500 is belopen en dat er geen activiteit van verweerder bekend is.
De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 200 per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 30 september 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt.