ECLI:NL:RBDHA:2024:1583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL23.34299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens misleiding over identiteit en ongeloofwaardige vrees voor criminele organisatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt de Russische nationaliteit te hebben, diende op 4 januari 2022 een asielaanvraag in, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 oktober 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit, aangezien hij bij een eerdere asielaanvraag valse persoonsgegevens heeft opgegeven om overdracht naar Duitsland te voorkomen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn vrees voor problemen met een criminele organisatie in Rusland, en zijn verklaringen werden als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland problemen zal ondervinden, en dat zijn vrees voor gedwongen rekrutering in het Russische leger niet onderbouwd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst wel een proceskostenvergoeding toe aan eiser, die door verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34299

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R. Vreugdenhil-Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt de Russische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 4 januari 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 30 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, N. Faes-Matsko als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden. De uitkomst hiervan is dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit van verweerder in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft voor het eerst in Nederland asiel aangevraagd op 27 februari 2020 onder de naam [naam] , geboren op [geboortedatum] . Deze aanvraag is bij onherroepelijk besluit van 18 mei 2020 niet in behandeling genomen omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening [1] daarvoor verantwoordelijk was.
5. Op 4 januari 2022 heeft eiser de huidige aanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielrelaas, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat hij in Rusland van 1992 tot 2009 lid is geweest van een criminele organisatie. In 2009 is eiser uit Rusland vertrokken. Eiser vreest voor problemen met de (voormalige) leden van de criminele organisatie omdat hij deze organisatie heeft verlaten.
Standpunten partijen
6. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit, op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft bij de eerste asielaanvraag valse persoonsgegevens opgegeven met de bedoeling overdracht naar Duitsland te voorkomen. Wel acht verweerder de identiteit, herkomst en nationaliteit die eiser bij de huidige aanvraag heeft opgegeven geloofwaardig. De gestelde problemen met een criminele organisatie zijn volgens verweerder echter ongeloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende concreet verklaard welke ideeën ertoe hebben geleid dat hij lid is geworden van een criminele organisatie. Verweerder heeft dit bovendien tegenstrijdig gevonden met eisers verklaring dat hij lid is geworden via een vriend. Ook is het tegenstrijdig dat hij lid is geworden van een criminele organisatie, terwijl hij verklaart altijd tegenstander te zijn geweest van geweld. Verder kan eiser onvoldoende concreet verklaren over de structuur en de leden van de organisatie, en hoe er werd samengewerkt. Daarnaast kan niet worden ingezien waarom eiser het contact met zijn zus heeft verbroken, nu niet geloofwaardig wordt geacht dat hij lid is geworden van een criminele organisatie. Dat hij later wel weer contact heeft gehad met zijn zus wordt gevolgd, maar dit leidt niet tot het oordeel dat geloofwaardig is dat eiser lid is geweest van de criminele organisatie. Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland nog heeft te vrezen. Hij heeft verklaard dat de organisatie geen naam heeft en daarnaast weet hij niet of de organisatie nog bestaat en of de leden daarvan nog in leven zijn. Eiser heeft dan ook niet concreet kunnen verklaren voor wie hij vreest.
7. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat hij verweerder niet heeft misleid. Hij heeft bij aanvang van het gehoor verklaard dat de opgegeven persoonsgegevens niet kloppen en zijn echte naam opgegeven. Dat eiser een valse naam heeft opgegeven kon bovendien alleen worden tegengeworpen in de Dublinprocedure, die echter al is afgesloten. Verder betwist eiser dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over hoe hij lid is geworden van de criminele organisatie. Ook heeft eiser uitgelegd dat de organisatie in verschillende onderdelen werkt waardoor hij de andere leden niet kent. Eiser vindt dat hij voldoende concreet heeft verklaard over zijn eigen groep. Eiser heeft bovendien uitgelegd dat de criminele organisatie geen naam heeft, waarom hij niet veel kan verklaren over hoe de organisatie te werk gaat en hoe de structuur van de organisatie eruit ziet. Verweerder is daarnaast ten onrechte niet ingegaan op de stelling van eiser in de zienswijze dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de reden waarom hij de organisatie heeft verlaten. Ook heeft eiser niet tegenstrijdig verklaard over het contact met zijn zus. Daarnaast heeft eiser onderbouwd dat hij contact heeft met [naam medewerker] , een voormalige medewerker van de Russische oppositieleider [naam oppositieleider] . Eiser is bovendien illegaal uit Rusland vertrokken, heeft een strafverleden en zal met een laissez-passer moeten terugkeren. Eiser vreest daarom voor problemen bij terugkeer. Hiervoor verwijst hij naar pagina 82 en volgende van het
laatste ambtsbericht over Rusland. [2] Tot slot stelt eiser dat hij vreest voor gedwongen rekrutering door het Russische leger en dat hij zal worden ingezet in de oorlog in Oekraïne. Hiervoor wordt ook verwezen naar het ambtsbericht over Rusland en voort op een nieuwsbericht van NOS uit 2022. [3]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheid van het relaas
8. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser lid is geweest van een criminele organisatie en als gevolg daarvan problemen zal ondervinden. Hiervoor is het volgende van belang.
9. Ter zitting heeft verweerder de tegenwerping dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over waarom hij lid is geworden, teruggenomen. Dat neemt echter niet weg dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eisers lidmaatschap van een criminele organisatie zich niet verhoudt tot zijn verklaring dat hij altijd tegen geweld is geweest. Eiser heeft daar ook geen bevredigende uitleg voor gegeven. Verweerder is voorts ten onrechte niet ingegaan op het standpunt in de zienswijze dat eiser niet ongerijmd heeft verklaard over waarom hij de organisatie heeft verlaten. Zoals verweerder ook ter zitting heeft erkend, is in de zienswijze per abuis het woord ‘niet’ weggelaten en was dit bij lezing van de zienswijze ook aanstonds duidelijk. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek. Ter zitting is verweerder echter alsnog op deze stelling ingegaan en heeft hij zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende concreet heeft verklaard over de reden dat hij de organisatie heeft verlaten. Eiser heeft ter zitting de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. De uitleg dat bij eiser sprake is van voortschrijdend inzicht heeft verweerder, zonder concrete toelichting, onvoldoende mogen vinden. De rechtbank ziet daarom aanleiding het motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [4] te passeren. Eiser is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
10. Daarnaast heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser heeft verklaard dat hij niet weet of de organisatie nog bestaat en of de leden daarvan nog in leven zijn. De bewering van eiser dat hij van deze organisatie dan wel de leden problemen zal ondervinden, is daarom speculatief. De verklaring van eiser dat hij hier geen onderzoek naar heeft gedaan uit angst om te worden getraceerd, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser had namelijk wel contact met zijn zus in Rusland en had haar om informatie kunnen vragen. Daarnaast had eiser via sociale media, waarvan hij gebruik stelt te maken, kunnen nagaan of hij nog problemen kan verwachten.
Gestelde vrees bij terugkeer
11. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk gemaakt dat eiser als gevolg van zijn eerdere lidmaatschap van een criminele organisatie in Rusland problemen zal krijgen. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat eiser door zijn contact met [naam medewerker] in de negatieve belangstelling van de Russische autoriteiten is komen te staan. Eiser heeft niet gesteld, laat staan toegelicht, dat de autoriteiten van dat contact op de hoogte zijn geraakt. Dat eiser destijds illegaal uit Rusland is vertrokken en een strafverleden heeft, is niet onderbouwd en leidt daarom evenmin tot de conclusie dat eiser bij terugkeer voor problemen moet vrezen. Ook de gestelde vrees voor gedwongen rekrutering in het Russische leger is niet onderbouwd. De passage in het ambtsbericht waar eiser naar verwijst gaat over de mogelijk inzet van dienstplichtige soldaten in de oorlog in Oekraïne. Eiser heeft echter verklaard dat hij de dienstplicht in Rusland niet heeft vervuld vanwege zijn strafrechtelijke veroordeling. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Rusland niettemin als dienstplichtig soldaat zal worden aangemerkt en als zodanig naar het front in Oekraïne zal worden gestuurd.
Misleiding over identiteit
12. Niet in geschil is dat eiser bij zijn eerdere asielaanvraag een andere identiteit heeft opgegeven. Eiser heeft daarover verklaard dat hij dit heeft gedaan om overdracht naar Duitsland te voorkomen. Reeds daarom heeft verweerder terecht overwogen dat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit. Dat eiser in de huidige asielprocedure wel zijn juiste identiteitsgegevens heeft opgegeven, doet daar niet aan af, nog daargelaten dat eiser ook deze asielaanvraag onder de eerdere, onjuiste, naam heeft ingediend en ondertekend.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarom kon verweerder een vertrektermijn achterwege laten en heeft verweerder terecht een inreisverbod uitgevaardigd. [5]
14. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over de Russische Federatie, maart 2023.
3.“Rusland rekruteert gevangenen voor het front”, gepubliceerd op 13 september 2022.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie artikel 62, tweede lid, onder b en artikel 66a, eerste lid, onder a, van de Vw.