ECLI:NL:RBDHA:2024:15810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.21949 en NL24.21953
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving

Op 2 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.21949 en NL24.21953, waarin verzoekers, van Russische en Oekraïense nationaliteit, een voorlopige voorziening vroegen in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvragen waren door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Estland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag, met de zaaknummers NL24.21948 en NL24.21952, heeft de rechtbank de beroepen van verzoekers ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. S. Strating. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De minister van Asiel en Migratie wordt in deze uitspraak aangeduid als de minister, ter vereenvoudiging van de leesbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.21949 en NL.21953

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],

[naam], verzoekster,

geboren op [geboortedatum],
van Oekraïense nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
mede namens hun minderjarige dochter:

[naam],

geboren op [geboortedatum],
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
gezamenlijk te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,

Procesverloop

1. Bij besluiten van 23 mei 2024 (de bestreden besluiten) heeft de minister de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Estland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummers NL24.21948 en NL24.21952, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op de beroepen en deze beroepen ongegrond verklaard. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.