Op 2 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. Verzoeker had geen bevriezingsbrief en kon zich niet inschrijven bij de gemeente, wat leidde tot een terugkeerbesluit van de minister voor Asiel en Migratie. De minister verzet zich niet meer tegen de toewijzing van het verzoek, waardoor de voorzieningenrechter het verzoek heeft toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker moet worden behandeld als een vreemdeling die onder de werking van Richtlijn 2001/55/EG valt, totdat op het beroep is beslist. Dit betekent dat verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, zijn recht op opvang behoudt en mag blijven werken. Tevens is de minister veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van € 875,- aan verzoeker, die werd bijgestaan door een gemachtigde. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het verzoek kennelijk gegrond was.