ECLI:NL:RBDHA:2024:1579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/09/658761/KG RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening zonder redelijke verklaring

Op 12 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekers tegen mr. C.J. Waterbolk, rechter in een lopende procedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 18 december 2023, terwijl de verzoekers op 9 november 2023 kennis hadden genomen van de omstandigheden die aanleiding gaven tot het verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekers geen redelijke verklaring hebben gegeven voor het tijdsverloop tussen de zitting in de bodemprocedure en de indiening van het wrakingsverzoek. Hierdoor werd het verzoek als niet-ontvankelijk verklaard.

Verzoekers hadden aangevoerd dat een bijlage, die medisch vertrouwelijke informatie bevatte, niet gedeeld mocht worden, wat leidde tot het niet opnemen van deze informatie in het dossier. De wrakingskamer benadrukte dat het verzoek tot wraking tijdig ingediend moet worden, en dat de omstandigheden die tot het verzoek leiden, direct na bekendwording moeten worden ingediend. Aangezien de verzoekers de wrakingskamer niet tijdig op de hoogte hadden gesteld van hun bezwaren, kon de wrakingskamer niet inhoudelijk op het verzoek ingaan.

De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/122
Zaak- /rekestnummer: C/09/658761 / KG RK 23-1560
Beslissing van 12 februari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekers] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mr. C.J. Waterbolk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 december 2023;
- het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2023 en
- de schriftelijke reactie van de rechter van 18 januari 2024.
Verzoekers hebben bij email van 22 januari 2024 verzocht om de zitting van de wrakingskamer achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. Dit verzoek is bij e-mail van
23 januari 2024 afgewezen.
1.2.
Op 29 januari 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekers;
- de rechter;
- [derde-partij in de hoofdzaak] , de derde-partij in de hoofdzaak, als toehoorders;
- [wederpartij in de hoofdzaak] van de gemeente Zoetermeer, de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorders.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 21/2124 tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, waarin
[derde-partij in de hoofdzaak] , wonende te [woonplaats] , als derde-partij is aangemerkt.
2.2.
Verzoekers hebben het schriftelijke verzoek toegelicht bij de mondelinge behandeling.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoekers aangevoerde omstandigheden zijn aan hen bekend geworden op 9 november 2023 (datum zitting in de bodemzaak) en het wrakingsverzoek is gedaan op 18 december 2023. Deze periode is in beginsel te lang om als tijdig te kwalificeren. Dit is slechts anders indien er een redelijke verklaring voor het tijdsverloop is.
3.3
Verzoekers hebben de wrakingskamer ter onderbouwing van het tijdsverloop op 25 januari 2024 een e-mail gestuurd met het verzoek de bijlage daarvan in verband met privacybescherming als medisch vertrouwelijk en strikt persoonlijk te beschouwen. De wrakingskamer heeft op de zitting van 29 januari 2024 aangegeven dat de inhoud van deze e-mail óf in het geding wordt betrokken en daarmee ook met alle betrokkenen zal worden gedeeld en besproken óf dat de inhoud van de e-mail niet bij het geding wordt betrokken en dat de inhoud van de e-mail dan ook niet zal worden meegenomen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Verzoekers hebben tijdens de zitting aangegeven dat de inhoud van de bijlage bij de e-mail van 25 januari 2024 niet mag worden gedeeld. Dit betekent dat deze bijlage niet aan het dossier is toegevoegd en dat er geen acht op wordt geslagen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Desgevraagd hebben verzoekers op zitting aangegeven dat de reden voor het late indienen van het wrakingsverzoek is vermeld in het stuk dat niet aan het dossier is toegevoegd.
3.4.
De wrakingskamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat door verzoekers voor het tijdsverloop tussen de zitting in de bodemprocedure en de indiening van het wrakingsverzoek geen redelijke verklaring is gegeven. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoekers kunnen dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekers;
• de wederpartij;
• de derde-partij;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, C.M. van der Kleijn en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier D. van den Born en in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.