ECLI:NL:RBDHA:2024:15724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL23.8437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afhankelijkheid tussen eisers en referente in het kader van asielaanvragen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2024, hebben eisers, van Syrische nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij hun dochter, referente, die in Nederland asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft eerder een besluit van de minister van Asiel en Migratie vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De minister heeft echter opnieuw de aanvragen van eisers afgewezen, wat heeft geleid tot dit beroep.

De rechtbank heeft in deze uitspraak de vraag beoordeeld of er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eisers en referente. De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister alle relevante aspecten in samenhang heeft beoordeeld en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij financieel of emotioneel afhankelijk zijn van referente. De rechtbank heeft daarbij ook de omstandigheden in Syrië en de situatie van eisers in Nederland in overweging genomen.

De rechtbank concludeert dat de emotionele banden en de gedeelde ervaringen van eisers en referente niet voldoende zijn om te spreken van bijkomende elementen van afhankelijkheid die uitstijgen boven het gebruikelijke. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL23.8437
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser](eiser)
en [eiseres](eiseres), samen te noemen: eisers V-nummers: [V nummer 1] en [V nummer 2]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse), en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,de minister,
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

1. Eisers zijn van Syrische nationaliteit. [referente] , de dochter van eisers, is in deze zaak referente. Referente heeft op 3 augustus 2018 Syrië verlaten. Zij is op
29 december 2018 Nederland ingereisd en heeft op 31 december 2018 asiel gevraagd. Referente is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
1.1.
Namens eisers zijn op 30 december 2019 aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ´Verblijf als familie- of gezinslid bij mevrouw [referente] ´.
1.2.
Met het besluit van 7 maart 2021 heeft de minister deze aanvragen afgewezen. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het besluit van 11 februari 2022 heeft de minister het bezwaar van eisers tegen het besluit van 7 maart 2021 kennelijk ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft op 8 juni 2022 het beroep (zaaknummer NL22.4129) tegen het besluit van 11 februari 2022 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken eisers en referente te horen en een nieuw besluit te nemen. De minister heeft referente op 6 september 2022 gehoord.
1.5.
Met het besluit van 22 februari 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eisers (weer) ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluiten beroep ingesteld.
1.6.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.
1.8.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend in afwachting van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in drie soortgelijke zaken.1 De ABRvS heeft op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in deze zaken.2
1.9.
Op 9 april 2024 heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of genoemde uitspraken gevolgen hebben voor de besluitvorming in deze zaak, en zo ja welke. De minister heeft op 3 mei 2024 gereageerd. Eisers hebben op 17 juni 2024 gereageerd.
1.10.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op 1 juli 2024.

Overwegingen

2. Namens eisers is verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat eisers niet voldoende inkomen of vermogen hebben om het griffierecht te betalen. Daarom hoeven zij geen griffierecht te betalen.
3. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven tussen eisers en referente bestaat. Daarbij moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eisers en referente.
4. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank overweegt dat de minister een brede beoordeling moet maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin zij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Zij mag in die beoordeling niet slechts betrekken of een vreemdeling vanwege diens medische toestand afhankelijk is van een referent, maar zij moet een op het specifieke geval toegespitste beoordeling maken van alle door een vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Elementen zoals de financiële en materiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst moeten, voor zover zij zijn aangevoerd, in die beoordeling een rol spelen. Verder kan bijvoorbeeld de mate van emotionele afhankelijkheid en de vraag of betrokkenen eerder hebben samengewoond van belang zijn. Het gaat er vooral om of sprake is van een op basis
1. Met zaaknummers 202107069/1, 202207185/1, 202300156/1.
van objectieve of objectiveerbare feiten en omstandigheden vast te stellen afhankelijkheid tussen de betrokken volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke.3
6. Het is aan de betrokken vreemdeling om te stellen, en zoveel mogelijk te onderbouwen, uit welke feiten en omstandigheden de bijkomende elementen van afhankelijkheid zouden kunnen blijken. Het is vervolgens aan de minister om te beoordelen of er daadwerkelijk bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Deze beoordeling is van feitelijke aard. De bestuursrechter moet het onderzoek van de minister naar de relevante feiten en omstandigheden en de door de minister gegeven motivering voor het antwoord op de vraag of er familieleven bestaat in de zin van artikel 8, eerste lid, van het EVRM4, als dit wordt betwist, volledig toetsen, zodat effectieve rechtsbescherming is verzekerd. Bij de weging van de elementen heeft de minister beoordelingsruimte. De uitkomst van de beoordeling of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan toetst de bestuursrechter daarom enigszins terughoudend.5
7. Eisers voeren aan dat de minister ten onrechte alle relevante elementen niet in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. Dat eisers en referent in Syrië hebben samengeleefd, dat eisers financieel afhankelijk zijn van referente en het feit dat zij door de gedeelde oorlogservaringen een hechte band hebben zijn elementen die in hun voordeel dienen te worden betrokken. Verder is sprake van ernstige medische en/of psychische problematiek bij eisers. Eisers zijn afhankelijk van referente om vanuit Nederland de noodzakelijke zorg te coördineren. Eisers wijzen erop dat de minister erkent dat de banden van eisers met Syrië door de oorlog en het vertrek van de kinderen zijn verzwakt. Dat referente en nog een dochter in Nederland verblijven maakt dat eisers ook een sterke band hebben met Nederland. Verder voeren eisers aan dat door de aardbeving op 6 februari 2023 hun banden met Syrië in één klap zijn weggevaagd. Hun appartement is weg, zij verblijven in een tent en de mensen die nog naar hen omkeken als referent ze belde, zijn verdwenen of overleden. Er is geen overheid die hen helpt, er zijn evenmin vrienden of andere mensen. De situatie is nijpend en er is een tekort aan alles. Bellen is lang niet altijd mogelijk en eiseres moet rondlopen op haar pijnlijke voeten om te zien of er een plek in de buurt is waar verbinding gemaakt kan worden.
8. De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er tussen eisers en referente geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Daarbij heeft de minister alle relevante aspecten, ook in samenhang, voldoende gemotiveerd bij haar beoordeling betrokken.
9. De minister heeft in het voordeel van eisers en referente bij de beoordeling of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid betrokken dat referente voor haar vertrek met eisers heeft samengewoond. De minister heeft evenwel in het nadeel van eisers bij die beoordeling mogen betrekken dat eisers zich sinds het vertrek van referente uit Syrië in augustus 2018 - ondanks hun medische klachten - zonder de hulp van referente staande hebben gehouden en zelfstandig hebben kunnen functioneren. De minister heeft daarbij verwezen naar de verklaringen van referente tijdens de hoorzitting. Daaruit blijkt dat eisers – nadat referente in 2018 Syrië had verlaten – zelfstandig naar Aleppo zijn gereisd en dat
3 Zie de overwegingen 3. en 5.2. van de uitspraak van de ABRvS van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en overweging 1.2 van ECLI:NL:RVS:2024:1189.
4 Voluit: het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5 Zie overweging 5.3. van de uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.
eiseres in staat is om eenvoudige dingen te koken en dat zij de was doet. Verder blijkt uit die verklaringen dat eiser om de drie maanden naar controles bij de dokter gaat maar als het slecht gaat dan belt eiseres de dokter zodat eiser met hem kan praten. Referente regelt dat kennissen en vrienden hem naar de controles brengen. Als eiseres met eiser naar de dokter gaat dan belt zij referente zodat zij de dokter te woord kan staan. Uit deze verklaringen blijkt dat eisers toegang hebben tot medische zorg en dat zij deze zorg ook kunnen benaderen, al dan niet met hulp van derden. Eisers hebben gesteld dat sinds de aardbeving op 6 februari 2023 de mensen die naar hen omkeken zijn verdwenen of overleden. Hoewel eisers foto’s hebben overgelegd waarop te zien is dat zij in een tent zitten, hebben zij hun stelling dat zij sinds de aardbeving geen hulp meer kunnen krijgen van derden of van de overheid niet onderbouwd met (objectieve) stukken en dus niet aannemelijk gemaakt.
10. Het meest recente medische stuk over de situatie van eiser is van 4 september 2022 en ziet op zijn mentale gesteldheid. In dit stuk staat dat eiser specialistische psychiatrische geneesmiddelen alsmede zorg en emotionele en sociale steun binnen het gezin nodig heeft. De minister heeft zich hierover op het standpunt mogen stellen dat het feit dat eiser specialistische psychiatrische geneesmiddelen nodig heeft, niet maakt dat hij daarom afhankelijk zou zijn van referente. Voor zover in de verklaring van 4 september 2022 staat dat eiser zorg en emotionele en sociale steun binnen het gezin nodig heeft, heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat die zorg en steun ook op afstand kan worden gegeven op de wijze waarop referente dit reeds sinds 2018 heeft gedaan. Eisers hebben op 17 juni 2024 nog gesteld dat eisers medische situatie verder is verslechterd en dat hij is gediagnostiseerd met ‘advanced alzheimer’. De medische verklaring die eisers ter onderbouwing van deze stelling hebben overgelegd is onvertaald. Eisers hebben in de brief van 17 juni 2024 aangegeven dat zij de verklaring volledigheidshalve zullen laten vertalen. Zij hebben echter niet gevraagd om in afwachting daarvan de behandeling van het beroep aan te houden maar zij hebben aangegeven dat de rechtbank het onderzoek kan sluiten en uitspraak kan doen zonder nadere zitting. Nu deze vertaling er niet is gekomen, kan de rechtbank de inhoud van deze verklaring niet bij haar beoordeling betrekken.
10. De minister heeft er verder terecht op gewezen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij financieel afhankelijk zijn van referente. De minister heeft zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat niet valt in te zien waarom financiële ondersteuning op afstand – zoals die volgens referente wordt gegeven door haar broers – niet zou kunnen worden voortgezet. Ook kan referente eisers op afstand financieel ondersteunen zodra zij werk heeft. Het is daarvoor niet noodzakelijk dat eisers naar Nederland komen. Over het feit dat referente eisers financieel ondersteunde toen zij nog bij hen in Syrië woonde heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat deze ondersteuning als gangbaar wordt gezien.
10. Verder oordeelt de rechtbank dat de emotionele banden tussen referente en eisers vanwege de gezamenlijke ervaringen tijdens de oorlogsjaren niet voldoende zijn om te spreken van ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’. De minister heeft zich hierover op het standpunt mogen stellen dat het gebruikelijk is dat familieleden een hechte band met elkaar krijgen door gedeelde ervaringen maar dat een dergelijke band niet de gebruikelijke banden die tussen familie- of gezinsleden bestaan overstijgt. Over de banden met Syrië heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat het begrijpelijk is dat eisers van mening zijn dat hun banden met Syrië zijn verzwakt door de oorlog en het vertrek van hun kinderen maar dat zij nog altijd sterkere banden met Syrië hebben dan met Nederland. Zij zijn in
Syrië geboren en getogen, spreken de taal en kennen de cultuur. Zij zijn nog nooit in Nederland geweest, beheersen de Nederlandse taal niet en kennen de gebruiken niet. Dat eisers twee kinderen en twee kleinkinderen in Nederland hebben, maakt niet dat de band met Nederland sterker is. Immers, zij hebben nog vijf kinderen en achttien kleinkinderen verspreid over Europa wonen. De minister heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat de verklaring van referente en haar echtgenoot dat eisers in Nederland het beste in een verzorgingstehuis kunnen verblijven, afbreuk doet aan de gestelde afhankelijkheid.
13. Gelet op de hiervoor besproken omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat tussen eisers en referente geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Hoewel het begrijpelijk is dat referente en eisers graag in elkaars nabijheid verblijven, stijgt de tussen hen bestaande afhankelijkheid niet uit boven het gebruikelijke.
13. De minister heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat tussen eisers en referente geen familie- of gezinsleven bestaat. Dit betekent dat gelet op eerdergenoemde uitspraken van 27 maart 2024, de minister geen belangenafweging in het kader van
artikel 8 van het EVRM hoeft te maken. Aan de overige beroepsgronden die zien op de door de minister verrichte belangenafweging komt de rechtbank daarom niet toe.
15. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 augustus 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.