Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
en [eiseres](eiseres), samen te noemen: eisers V-nummers: [V nummer 1] en [V nummer 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2024, hebben eisers, van Syrische nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij hun dochter, referente, die in Nederland asiel heeft aangevraagd. De rechtbank heeft eerder een besluit van de minister van Asiel en Migratie vernietigd en de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De minister heeft echter opnieuw de aanvragen van eisers afgewezen, wat heeft geleid tot dit beroep.
De rechtbank heeft in deze uitspraak de vraag beoordeeld of er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eisers en referente. De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen beschermenswaardig familie- of gezinsleven bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister alle relevante aspecten in samenhang heeft beoordeeld en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij financieel of emotioneel afhankelijk zijn van referente. De rechtbank heeft daarbij ook de omstandigheden in Syrië en de situatie van eisers in Nederland in overweging genomen.
De rechtbank concludeert dat de emotionele banden en de gedeelde ervaringen van eisers en referente niet voldoende zijn om te spreken van bijkomende elementen van afhankelijkheid die uitstijgen boven het gebruikelijke. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 augustus 2024.