ECLI:NL:RBDHA:2024:1572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland en indirect refoulement

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. Dit gebeurde op basis van de Dublinverordening, waarbij Duitsland als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van de aanvraag. Eiser was niet verschenen op de zitting, en zijn gemachtigde kon geen contact met hem krijgen, omdat hij in strafrechtelijke detentie zat. De rechtbank overwoog dat het aan eiser is om beschikbaar te zijn voor zijn gemachtigde en dat de afwezigheid van eiser niet voor rekening van de staatssecretaris komt. De rechtbank concludeerde dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiser niet had aangetoond dat er redenen waren om aan te nemen dat Duitsland niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39386

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
3. De gemachtigde van eiser stelt in beroep dat hij de zienswijze niet binnen de termijn kon indienen, omdat hij niet in contact kon komen met eiser. De post die hij verstuurd had, kwam terug. Eiser was daarom niet op de hoogte van het voornemen. Ook heeft zijn gemachtigde hem niet kunnen informeren over het bestreden besluit. Inmiddels is gebleken dat eiser strafrechtelijk gedetineerd zit in de P.I. Ter Apel. Eiser heeft zijn gemachtigde wel verteld dat hij niet kan terugkeren naar Duitsland, omdat hij dan zal worden teruggestuurd naar Algerije. Hij is daarom van mening dat Nederland zijn asielverzoek in behandeling moet nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zich beschikbaar te houden voor zijn gemachtigde. Dat de gemachtigde van eiser niet in contact kon komen met eiser om hem te informeren over het voornemen en het bestreden besluit, komt dan ook niet voor rekening en risico van verweerder. Daarnaast was de gemachtigde van eiser wel op de hoogte van de besluitvorming en heeft eiser de gelegenheid gehad om in beroep alles naar voren te brengen wat hij van belang acht. Niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad.
5. Verder is niet in geschil dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan. Hij is hierin niet geslaagd.
6. Duitsland heeft met het claimakkoord ook expliciet gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Dat betekent ook dat er geen sprake zal zijn van uitzetting naar het land van herkomst in strijd met het verbod van refoulement. Voor zover de behandeling van eisers asielaanvraag desondanks tekort schiet, ligt het op de weg van eiser om daar bij de (hogere) Duitse autoriteiten over te klagen. Eiser heeft niet onderbouwd dat de autoriteiten van Duitsland hem niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.