ECLI:NL:RBDHA:2024:1571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.

De rechtbank overwoog dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van een correcte behandeling door de Duitse autoriteiten. Eiser voerde aan dat hij geen asielaanvraag had ingediend in Duitsland en dat hij misleid was door de Duitse autoriteiten. Hij stelde dat klagen in Duitsland zinloos was vanwege discriminatie en achterstelling van vreemdelingen.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat klagen bij de Duitse autoriteiten onmogelijk was. Ook werd opgemerkt dat Duitsland verplicht is om illegale vreemdelingen te registreren en dat er geen aanwijzingen waren dat Nederland beter in staat zou zijn om aan de medische behoeften van eiser te voldoen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de behandeling van de asielaanvraag door Nederland over te nemen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1665

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser stelt in beroep dat hij geen asielaanvraag heeft ingediend in Duitsland. Hem is verteld dat hij daar enkel vingerafdrukken moest geven om te controleren of hij zich schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. Hij voelt zich dan ook misleid door de Duitse autoriteiten en heeft geen vertrouwen in een correcte inhoudelijke beoordeling van zijn asielrelaas. Hij meent dat klagen in Duitsland zinloos is, gelet op de daar voorkomende discriminatie en achterstelling van vreemdelingen. Nederland moet zijn asielaanvraag inhoudelijk behandelen vanwege de discriminatie in Duitsland, zijn medische problemen en de toekomstige mogelijkheden voor nareis van zijn familie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat daar in zijn geval niet van kan worden uitgegaan.
5. Duitsland is op grond van de Eurodac-verordening verplicht om illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren. Voor zover eiser van mening is dat de Duitse autoriteiten onrechtmatig hebben gehandeld, of hem verkeerd of onjuist geïnformeerd hebben over de gevolgen van het afgeven van vingerafdrukken, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Duitse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten voor hem onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
6. Daargelaten dat eiser zijn medische problemen niet heeft onderbouwd, geldt dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederland het meest geschikte land is om eiser te behandelen. Duitsland heeft dezelfde medische voorzieningen als Nederland en niet is gebleken dat zij eiser geen medische hulp kunnen bieden. Verder mag verweerder ervan uitgaan dat Duitsland zich houdt aan de Europese regelgeving, waaronder de Gezinsherenigingsrichtlijn. [3] Eiser kan dus in Duitsland ook gezinshereniging aanvragen. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvraag van eiser alsnog aan zich te trekken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.Richtlijn 2003/86/EG.