ECLI:NL:RBDHA:2024:15708
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker op 2 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 februari 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 25 juli 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep.
Gelet op deze omstandigheden is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, welke zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor ‘licht’, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.