ECLI:NL:RBDHA:2024:15695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
09/177903-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen met geweld en heling van fatbikes

Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie diefstallen met geweld. De feiten vonden plaats in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte samen met een of meer mededaders fatbikes heeft gestolen van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 mei 2024 en 29 mei 2024, in vereniging met anderen, geweld heeft gebruikt om de fatbikes van de slachtoffers af te nemen. De slachtoffers werden met vuistslagen op het hoofd aangevallen, wat leidde tot letsel. De fatbikes werden later te koop aangeboden via Marktplaats. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een schadevergoeding van € 2.208,76 te betalen aan een van de slachtoffers, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/177903-24
Datum uitspraak: 26 september 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 12 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Cozijnsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H. Sytema naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2024 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 1] een of meerdere malen (met de vuist) in het gezicht te slaan (waardoor die [naam 1] tegen een voertuig ten val is gekomen);
2.
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 2] een of meerdere malen (met de vuist) tegen de slaap en/of kaak, althans tegen/in het gezicht te slaan, (waardoor die [naam 2] ten val is gekomen);
3.
Hij op of omstreeks 24 mei 2024 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] en/of [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 3] een of meerdere malen met een gebalde vuist tegen de kaak, althans tegen/in het gezicht te slaan, (waardoor die [naam 3] ten val is gekomen).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 tot en met 3 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tot en met 3 tenlastegelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met onderzoeksnummer DH3R024055, van de Districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 309).
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 24 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 56-57):
Ik wil aangifte doen van diefstal met geweld. Ik ben bezorger bij Uber Eats en ben van mijn Fatbike beroofd door twee personen. Op vrijdag 24 mei 2024 omstreeks 22:15 uur reed ik op mijn fatbike over de slachthuislaan te 's-Gravenhage. Op enig moment werd ik ingehaald door een bromfiets met daarop twee personen. Dit was ter hoogte van de Laakkade. Ik zag dat één van de jongens van de bromfiets afstapte op [straatnaam 2] . De jongen op de bromfiets bleef op het fietspad staan en de andere jongen stond naast hem op de stoep. Toen ik hun op ongeveer 1 meter genaderd was liep de jongen die op de stoep stond op mij af. Ik stopte voor hem omdat ik er niet langs kon. Ik zag en voelde dat de jongen mij, met zijn vuisten, tegen mijn gezicht sloeg. Dit deed hij 2 à 3 keer. Hierna trok hij mij van mijn fiets af en gooide mij tegen een auto aan.
Op mijn fatbike zat mijn mobiele telefoon vast in een houder.
Er zitten wat bijzonderheden aan mijn fatbike. Er is aan de voorzijde een koffiehouder opgeschroefd.
Ik heb door de diefstal letsel aan mijn hoofd. Ik heb door de klappen die ik kreeg een opgezwollen rechteroog en twee sneeën onder en boven dit oog.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 44-45):
De man
(de rechtbank begrijpt: [naam 5] )vertelde mij dat hij de partner is van de aangeefster. Het gaat hierbij om een aangifte van straatroof, waarbij de aangeefster, door middel van geweld in vereniging, een zogenoemde straatroof, is beroofd van haar fatbike. De man vertelde mij, dat hij samen met aangeefster, de door middel van geweld weggenomen fatbike, op marktplaats.nl had gevonden. Ik hoorde de man zeggen dat de verkopende partij, gebruik maakt van een recent aangemaakt marktplaats.nl account, dit onder de naam [valse naam 1] . De verkopende partij maakt gebruik van telefoonnummer: [telefoonnummer] .
Hierna heb ik gevraagd hoe de man zo zeker wist dat de fatbike op de foto op marktplaats.nl, de fatbike van zijn partner betrof. Ik hoorde de man hierop zeggen dat de man zelf een soort koffiebakje op de fatbike van zijn partner heeft gemaakt. Dit koffiebakje is ook zichtbaar op de foto van de fatbike op marktplaats.nl
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 47):
[naam 5] verklaarde dat hij contact had met de verkoper op telefoonnummer [telefoonnummer] . Na onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem van de politie, blijkt genoemd telefoonnummer sinds 3-4-2023 gekoppeld te staan aan [de verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 en woonachtig op de [adres 1] in Den Haag. Verder onderzoek naar de Marktplaats advertentie wees uit dat deze recent is aangemaakt door ene [valse naam 1] in Den Haag. De adverteerder op Marktplaats heeft zijn locatie aan staan, waardoor deze gedeeld kan worden met geïnteresseerde kopers. Hierdoor is te zien dat de locatie van de verkoper uitstraalt op de [straatnaam 1] in Den Haag.
Ten aanzien van feit 2:
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 29 mei 2024,
voor zover inhoudende (p. 80-81):
Op woensdag 29 mei 2024, omstreeks 13:40 uur, reed ik in het Rijswijkse bos richting de Guntersteinweg. Ik was aan het fietsen en zag een jongeman staan. Ik zag dat hij helemaal alleen stond. Ik kan hem als volgt beschrijven:
- Man
- Lang
- Licht getint
- Sikje
- Zwarte Northface regenjas
- Zwarte pet
Ik zag dat de jongen meer naar mij toe kwam lopen. Ik zag dat hij heel erg boos naar mij keek. Ik zag dat de jongen een beetje naast mij kwam staan. Ik keek hem 1 seconde aan in de ogen en toen zag ik dat hij zijn linker vuist omhoog deed. Ik voelde aan de linkerkant van mijn slaap een harde klap. Ik voelde daarna weer een harde klap tegen mijn slaap aan. Ik viel niet helemaal van mijn fat bike af. Ik stond een beetje te wankelen. Omdat ik niet helemaal was gevallen heeft hij mij nog een klap gegeven tegen de linkerkant van mijn hoofd. Ik voelde dat deze klap zo hard was dat ik op de grond viel.
Ik voelde in de eerste instantie de pijn niet. Later toen ik thuis kwam voelde ik heel erg veel pijn aan mijn hoofd. Ik werd toen ook erg duizelig. Ik zag dat hij mijn Fat Bike oppakte en ermee wegfietste. Ik zag dat hij toen richting de Erasmusweg fietste.
Vanmorgen zag mijn buurvrouw een advertentie op marktplaats van een fat bike. Mijn buurvrouw weet hoe mijn fiets eruit ziet en heeft mij toen gebeld omdat de jongen waarvan ze de fat bike wilde kopen niet haar fat bike bij zich had maar die van mij. Ik heb tijdens de aangifte gekeken of de sleutel in mijn fat bike past. Mijn fat bike heeft alleen een kettingslot en daar paste mijn sleutel in.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 91-92):
Op donderdag 30 mei 2024 hoorde ik aangever [naam 2] aanvullend over de diefstal van zijn fatbike.
V: Wat is het tijdstip waarop jij bent beroofd? Misschien kan je even in je telefoon kijken, je had de politie gebeld na het incident?
A: Ja ik zie dat ik na de beroving heb gebeld om 13.26 uur op woensdag 29 mei 2024. En een minuut ervoor ben ik beroofd dus dat was dan om 13.25 uur.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 118-119):
Uit onderzoek in de telefoon van verdachte [de verdachte] bleek het volgende: Op de telefoon stond een filmpje gemaakt op 29-05-2024 te 13.38 uur. Dit was 13 minuten na de diefstal door middel van geweld op de Guntersteinweg waarbij de fatbike van aangever [naam 2] werd weggenomen. Op dit filmpje was [de verdachte] duidelijk herkenbaar te zien. Hierna was te zien dat [de verdachte] een fatbike filmt. Deze fatbike had de volgende specifieke kenmerken die overeenkomen met die de weggenomen fatbike van [naam 2] . Te zien is hetzelfde gladde zadel. Te zien is dezelfde stuurinrichting, schakelmechanisme en dezelfde gewikkelde kabelboombescherming. Te zien is dat de trappers, passagiersstepjes en bandprofiel overeen komen.
Ten aanzien van feit 3:
7. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 24 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 129-130):
Op vrijdag 24 mei 2024 omstreeks 13:45 uur reed ik op de fatbike van mijn vriend. Ik reed bijna ter hoogte van het kamp gelegen aan de Guntersteinweg te 's-Gravenhage. Ik reed daar ter hoogte van de brug. Ik zag dat er een man tegen de brug aan stond. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- ongeveer 1 meter 80 lang,
- blanke huidskleur
- Vermoedelijk Marokkaans want zijn stem klonk zo
- mager postuur
- zwarte north face jas met capuchon
- blauwe sportbroek van het merk Puma
Ik zag dat deze man op mij af kwam lopen. Vanuit het niets sloeg hij mij. Hij sloeg mij met een gebalde linker vuist op mijn kaak aan de rechterkant van mijn hoofd. Door de klap viel ik van de fatbike af. Ik probeerde op te staan. Op dat moment bewoog de man zijn volledige arm naar achter alsof hij mij opnieuw wilde slaan. Vervolgens pakte hij de fiets van mij en is hij direct weggefietst.
De fatbike betreft een ouxi v8 spacegrey. Er zat al schade op de ijzeren beugel achter het zitvlak.
8. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 2 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 136-137):
Toen ik op de Guntersteinweg kwam zag ik daar bij de ingang van het park een man staan. De man was een licht getinte man van ongeveer 18 jaar oud, ik denk dat het een Marokkaan was. Hij had een donkere jas met capuchon, volgens mij was het een North Face jas en hij droeg een blauwe broek. Verder droeg hij zwarte schoenen.
Na een paar minuten zag ik hem ineens langs fietsen op een fatbike. Dat viel mij op omdat ik zeker weet dat hij die fatbike niet had toen ik hem de eerste keer zag. Ik zag dat hij wegfietste op de Fatbike. Direct daarna zag ik dat er een jonge jongen het park uit kwam lopen. Ik zag dat deze jongen moest huilen. Ik vroeg hem wat er was gebeurd en hoorde dat hij tegen mij zei dat hij beroofd was van zijn fatbike. Hij vertelde wie de fatbike had gestolen, dat was dezelfde man die ik zojuist op de fatbike had zien wegfietsen.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3:
9. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 29 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 97-98):
Ik ben er gister achter gekomen dat de fiets van mijn zoon (
de rechtbank begrijpt de fiets van feit 3)via marktplaats aan werd geboden. Ik herkende de fiets aan de schades op de fiets, aan het slot en aan de specifieke kleur aangezien deze kleur niet meer wordt gemaakt.
De verkoper gebruikte de naam [valse naam 2] op Marktplaats. Zij hebben vervolgens voor vandaag, 29 mei, om 15:00 uur een afspraak gemaakt om de Fatbike te verkopen.
Daarnaast stuurde hij op hetzelfde moment dat het adres [adres 2] was.
V: Hoe is de verkoop gegaan?
A: Ik kwam dus daar aan. Ik zag daar een jongen met het volgende signalement:
-tussen de 180 en 190 cm
-slank postuur;
-Marokkaanse afkomst;
-Zwart haar, met gel naar achter gekamd;
-zwart snorretje;
-grote bruine ogen.
Ik constateerde ook direct dat het niet de fiets was van mijn zoon. Ik herkende wel direct dat dit de Fatbike van de buurjongen die zojuist beroofd daarvan was (
de rechtbank begrijpt de fiets van feit 2).
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 142-143):
Op woensdag 29 mei 2024 omstreeks 14:30 uur was ik, verbalisant [verbalisant 1] , samen met mijn collega [verbalisant 2] werkzaam in dienst van politie Eenheid Den Haag team Zuiderpark.
Na enkele minuten zag ik dat er een persoon op een fatbike kwam aanfietsen.
Ik kan deze persoon, persoon 1, als volgt omschrijven:
- man
- ongeveer 18 jaar oud
- licht getinte huidskleur
- zwart haar
- blauwe trui
- zwarte bodywarmer
- blauwe broek
Ik zag dat persoon 1 ter hoogte van perceel 11 tot stilstand kwam. Ik zag hem vervolgens enkele minuten wachten. Ik zag dat hij meerdere malen heen en weer liep. Ik zag dat hij continue op zijn telefoon keek. Ik zag op een bepaald moment dat er twee personen zich bij persoon 1 voegde. Ik zag dat dit de aangever en haar partner waren. Ik zag dat de aangever ons het teken gaf dat deze fatbike gestolen was. Hierop heb ik persoon 1 aangemerkt als verdachte van heling
Ik heb vervolgens een transportfouillering uitgevoerd. Ik trof bij de verdachte geen telefoon aan. Ik vermoed dus dat de verdachte deze heeft weggegooid tijdens de achtervolging te voet. Ik trof wel een paspoort aan. Ik zag dat de verdachte was: [de verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te ’s-Gravenhage
11. Het proces verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 20-21):
Bij de voorgeleiding aan het bureau bleek dat de verdachte geen telefoon bij zich had. Naar aanleiding hiervan is door mij verbalisant de route nagelopen welke, door de verdachte tijdens de achtervolging, was afgelegd.
Gelet op het feit dat het telefoonnummer [telefoonnummer] waarvan de [de verdachte] gebruik maakt, mij bekend was, werd dit nummer door mij tijdens de route diverse malen gebeld.
Op het moment dat ik ter hoogte van perceel [adres 3] liep, hoorde ik het belgeluid van een telefoon uit de daar aanwezige bosjes komen.
Na enig gezoek werd door mij een witte telefoon in de bosjes aangetroffen die ophield met rinkelen direct nadat ik de verbinding had verbroken.
Betreffende telefoon, een l-Phone 14, kleur wit en voorzien van het Imeinummer [IMEI-nummer] werd door mij inbeslaggenomen.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 juni 2024, voor zover
inhoudende (p. 226-230):
Ik bekeek de beelden afkomstig van de [adres 4] . Ik zag op 24-05-2024 om 13:05:46 NN1 het portiek uitlopen. Ik zag dat NN1 als volgt was gekleed:
Zwarte windjacket met capuchon over het hoofd.
Een donker klepje onder de capuchon.
Een wit The North Face logo op linkerborst en rechterschouder.
Blauwe ruimvallende trainingsbroek
Witte sneakers met lichtgrijze vlakken
Witte zolen
Ik heb NN1 op 24-05-2024 niet meer terug zien komen naar dit portiek.
Ik bekeek de beelden van TTT - B31. Ik zag op 24-05-2024 om 22:15 een persoon op een fatbike rijden, ik noem deze persoon AG. Ik zag dat AG op het fietspad aan de rechterzijde van de Slachthuislaan reed, komende vanuit de richting van de
Neherkade, rijdende in de richting van (hemelsbreed gezien) de Goeverneurlaan.
Ik zag dat er ongeveer 20 meter achter AG een scooter reed met hierop 2 personen.
Ik omschrijf deze personen als volgt:
Bestuurder scooter
Man
Lichte tot getinte huid
Donkere kleppet
Donker haar op achterzijde hoofd, onder de kleppet
Zwarte sik
Blauwe mouw
Zwart mouwloos vest of bodywarmer
Blauwe capuchon in de nek
Lange benen
Witte of lichtgrijze sneaker met witte zool
Ik zag dat de mouw van deze persoon op een opvallende manier kreukelde boven de elleboog, waar de ruimvallende stof een opvallende grote vouw maakt bij het buigen van de arm.
Ik vergeleek deze persoon met NN1 en ik zag op de beelden van de [adres 4] , dat NN1 op 29-05-2024, om 14:50 een trainingsjasje en trainingsbroek droeg in dezelfde kleur blauw, met daaroverheen een zwarte bodywarmer waar een blauwe capuchon overheen viel. Het viel me op dat de mouw van dit trainingspak op een opvallende manier kreukelde boven de elleboog, en de stof ook hier een opvallende grote vouw maakte bij het buigen van de arm. Ik zag aan de manier hoe de benen van de persoon op de scooter waren gepositioneerd, in een hoek gevouwen, dat deze persoon lange benen had. Gezien de overeenkomsten in kleding, postuur, huidtint en haardracht, zie ik een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat bovenstaande persoon, dezelfde persoon is als NN1.
Ik bekeek de beelden van de [adres 5] . Ik zag dat de camera zicht had op de [straatnaam 2] , het fietspad en het trottoir. Ik zag dat de beelden zwart-wit waren. Ik zag op 24-05-2024 om 22:15:30 de scooter met NN1 en NN2 over het fietspad langs de [straatnaam 2] rijden. Ik zag dat de scooter tot stilstand kwam en NN2 van de scooter afstapte en naast het fietspad op het trottoir ging staan.
Ik zag dat AG op de fatbike het beeld in reed. Ik zag dat NN2 het fietspad op rende. Ik zag dat NN2 zijn linkerarm uitstrekte richting de fatbike en met zijn linkerhand richting een vierkante tas greep, die AG op haar rug droeg. Ik zag dat de fatbike naar links helde en tot stilstand kwam. Ik zag dat NN2 zijn rechterarm naar achter strekte en vervolgens een stompende beweging maakte richting het hoofd van AG. Ik zag dat AG naar links helde. Ik zag dat NN2 een tweemaal zijn rechterarm naar achter strekte en een stompende beweging richting het hoofd van AG maakte. Ik zag dat AG aan de linkerzijde van de fatbike naar achter stapte en de fatbike op de rechterkant op het fietspad viel. Ik zag dat AG voorover bukte en met beide handen naar haar hoofd greep. Ik zag dat NN2 de fatbike rechtop zette en op het zadel sprong. Ik zag dat de scooter met NN1 weer ging rijden.
Ik bekeek de beelden van de [adres 4] . Ik zag NN1 op 25-05-2024 om 00:21:00 rechts het beeld inlopen en het portiek ingaan.
Ik bekeek de beelden afkomstig van de [adres 4] .
Ik zag op 29-05-2024 om 01:47:40 NN1 rechts het beeld inlopen en het portiek betreden. Ik zag dat NN1 gekleed was als volgt:
Zwarte kleppet met wit elementje op de voorzijde
Zwarte jas met wit elementje op de linkerborst
Zwarte trainingsbroek met witte band langs de zijkant waarin kleine NIKE logootjes waren verwerkt
Groot wit NIKE logo op de linker bovenbeen
Ik zag dat de broek hoog op de enkels viel en een stuk van de enkels onbedekt liet
Zwarte sneakers
Ik zag om 13:01:41 dat NN1 het portiek uitliep en rechtsaf sloeg, het beeld uit. Ik zag dat NN1 in dezelfde kleding en schoeisel liep.
Ik bekeek de beelden van de Guntersteinweg 51. Ik zag dat de beelden zicht hadden op de Guntersteinweg en het naastgelegen fietspad en trottoir. Ik zag op 29-05-2024 om 13:26:36 dat NN1 op een zwarte fatbike de Guntersteinweg overstak richting het fietspad ter hoogte van nummer 51. Ik herkende NN1 aan de kleding die geheel overeen komt met de kleding die NN1 droeg bij het vertrek vanaf de Maerlantlaan. Ook het postuur en de huidtint komen overeen. Ik zag dat NN1 over het fietspad langs de Guntersteinweg reed, hemelsbreed gezien richting de Middachtenweg. Ik bekeek de beelden van de [adres 4] . Ik zag op 29-05-2024 om 13:29:22 dat NN1 op een zwarte fatbike links het beeld in kwam rijden, richting de portiek. Ik zag dat NN1 de fatbike de portiek in reed.
Ik bekeek de beelden van de [adres 4] . Ik zag om 29-05-2024 om 14:50:02 dat NN1 de portiek uitliep. Ik zag dat NN1 zich had omgekleed. Ik zag dat NN1 nu gekleed was als volgt: Blauw trainingspak Zwarte bodywarmer Blauwe capuchon over de bodywarmer, witte sneakers met grijze vlakken. Ik zag dat de stof van de mouwen van het trainingspak een opvallende vouw boven de elleboog
maakte. Ik zag dat NN1 zijn haren naar achter gestyled had. Ik zag dat NN1 op de fatbike wegreed, rechtsaf sloeg en het beeld uit reed.
Ik vergeleek NN1 met de foto’s welke zijn genomen vlak na de aanhouding van [de verdachte] en zag dat de persoon overeenkwam in kleding, schoeisel, postuur, huidtint en haardracht. Ik kan daarmee met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen dat de persoon welke ik in dit proces-verbaal heb omschreven als NN1, [de verdachte] betreft.
13. Het proces-vervaal van bevindingen, opgemaakt op 21 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 285-295):
Ik zag in de data van de telefoon dat het telefoonnummer [telefoonnummer] als contact was opgeslagen onder de naam 'Eigen Nummer'.
In de berichtenconversatie zag ik dat er op [geboortedatum 4] 2024 om 14:17:53 uur een bericht was verstuurd door ‘ [naam 7] . Ik zag dat de volgende tekst verstuurd was: “Die ding moeten wel echt vandaag weg man".
In de berichtenconversatie zag ik dat er op 27 mei 2024 om 14:02:26 uur een bericht was verstuurd door ‘ [naam 7] Ik zag dat de volgende tekst verstuurd was: “Die fiets hier moet voor avond weg".
Slachtoffer [naam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 werd op 24 mei 2024 met geweld beroofd van een Fatbike. Omdat bovenstaande berichtenconversatie kort na de beroving plaatsvond, namelijk vanaf [geboortedatum 4] 2024, kreeg ik het vermoeden dat dit mogelijk betrekking had op de Fatbike die met geweld was weggenomen van slachtoffer [naam 3] .
In de berichtenconversatie zag ik dat er ook werd gesproken over het verwijderen van chats. Hierdoor werd het aannemelijker dat de berichtenconversatie uit afbeelding 1 ging over de Fatbike die met geweld was weggenomen.
In de berichtenconversatie zag ik dat er door de gebruiker van de telefoon berichten werden gestuurd naar [naam 7] dat hij nooit moet appen met zulke dingen en dat hij via snap zou moeten praten.
Door de berichtenconversatie tussen de gebruiker van de telefoon en ‘ [naam 7] ’ en de bovenstaande bevindingen, kreeg ik het vermoeden dat de Fatbikes mogelijk gestald waren in het bedrijfspand gelegen aan de [adres 6] te 's-Gravenhage
Ik bekeek twee screenshots die door getuige [getuige 2] waren aangeleverd. Op de screenshots zag ik een foto waarop een deel van een Fatbike te zien was. Ik zag op deze screenshots ook een deel van de achtergrond van een ruimte. Ik vergeleek deze screenshots met delen van het pand uit de video die ik had aangetroffen in de berichtenconversatie.
Ik zag het kastje met ruitvormige gaten erin op beide afbeeldingen.
Ik zag op beide afbeeldingen aan de onderkant van een kast een luchtrooster.
Uit bovenstaande bevindingen is het meer dan aannemelijk dat er een Fatbike
afkomstig uit diefstal in het pand was gestald, gelegen aan de [adres 6]
te ’s-Gravenhage.
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 augustus 2024, voor zover
inhoudende (p. 296-301)
Belangrijk voor het begrijpen van de marktplaats gegevens is het volgende
-Het account met naam [valse naam 1] werd gebruikt in combinatie met
emailadres [e-mailadres 1] ,
-Het account met naam [valse naam 2] werd gebruikt in combinatie
[e-mailadres 2] .
De gebruiker van een Iphone met telefoonnummer [telefoonnummer] (vastgesteld [de verdachte]
) bleek toegang te hebben tot de twee bovenstaande marktplaats accounts. Er
waren op de telefoon meerdere marktplaats chatgesprekken te lezen die gingen over
de verkoop van Fatbikes.
Uit de manier van aanbieden van de Fatbikes, zonder sleutels en lader, is op te maken dat het hoogst waarschijnlijk ging over gestolen Fatbikes. Bij de aanhouding van [de verdachte] bleek de Fatbike die hij kort hiervoor probeerde te verkopen inderdaad van diefstal afkomstig te zijn.
Er zijn meerdere advertenties te zien die geplaatst waren door [valse naam 2] en door [valse naam 1] . Het account van [de verdachte] met het student.segbroek email adres had geen advertenties geplaatst. Er zijn in een periode van ongeveer 7 maanden tijd 12 Fatbikes aangeboden door de twee marktplaats accounts. Ook is er te zien dat er meerdere advertenties zijn opgemaakt op de postcode [postcode] . Dit is ook de postcode waar het thuisadres van [de verdachte] onder valt. Namelijk de [adres 1]
[postcode] te [plaatsnaam 2] .
15. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 september, voor zover inhoudende:
U, de voorzitter, vraagt aan mij of het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] mijn nummer is. Dat klopt. Het klopt ook dat [e-mailadres 3] en [e-mailadres 1] mijn e-mailadressen zijn en dat ik gebruik heb gemaakt van de Marktplaats-accounts die in het dossier worden genoemd.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij niet betrokken geweest bij de diefstallen met geweld, maar dat hij de fatbikes kreeg van iemand die hem verzocht om deze tegen een vergoeding op Marktplaats te zetten. Ook anderen zouden gebruik maken van zijn Marktplaats-accounts.
De rechtbank acht deze verklaring echter onaannemelijk. De rechtbank neemt daarbij allereerst in aanmerking dat de verdachte – na aanvankelijk de betrokkenheid bij de feiten geheel ontkend te hebben – pas op de terechtzitting van 12 september 2024 voor het eerst met deze verklaring is gekomen. Verder is deze verklaring op geen enkele wijze verifieerbaar, omdat de verdachte geen antwoord heeft willen geven op vervolgvragen die de rechtbank en de officier van justitie tijdens de zitting aan hem hebben gesteld. Tot slot wordt zijn verklaring niet ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. Integendeel: uit de bewijsmiddelen blijkt juist dat het de verdachte zelf was die bij de diefstal van de fatbikes was betrokken, zodat zijn verklaring wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verklaring van de verdachte daarom als onaannemelijk terzijde schuiven.
Medeplegen feit 1
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal met geweld. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte de bestuurder van de scooter is geweest. Daarvoor is met name van belang dat de verdachte is herkend door de politie (gelet op de specifieke kenmerken, zoals de vouw in de mouw en de kleppet). Op de beelden is gezien dat de verdachte samen met de (vooralsnog onbekende) medeverdachte het latere slachtoffer achtervolgt en vervolgens inhaalt. Even verderop stopt de verdachte kort, zodat de medeverdachte kan afstappen. De verdachte wacht dan tot dat zijn medeverdachte met geweld de fatbike van de aangeefster heeft afgenomen en daarna rijden ze samen in dezelfde richting weg. De rechtbank stelt vast dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daar komt nog bij dat de verdachte enkele dagen na de beroving over de fatbike beschikte en een verkoopadvertentie op Marktplaats heeft gezet.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 24 mei 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, een fatbike
dieaan [naam 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [naam 1] meerdere malen met de vuist in het gezicht te slaan, waardoor die [naam 1] tegen een voertuig ten val is gekomen;
2.
hij op 29 mei 2024 te ’s-Gravenhage een fatbike die aan [naam 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [naam 2] meerdere malen met de vuist tegen de slaap en kaak te slaan, waardoor die [naam 2] ten val is gekomen;
3.
hij op 24 mei 2024 te ’s-Gravenhage, een fatbike
dieaan [naam 3] en/of [naam 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [naam 3] een
maalmet een gebalde vuist tegen de kaak te slaan, waardoor die [naam 3] ten val is gekomen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit. Hij heeft zich over de eis van de officier van justitie niet uitgelaten, maar heeft volstaan met de opmerking dat de verdachte geen strafblad heeft en nog heel jong is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen met geweld, waarbij de verdachte willekeurige slachtoffers op brutale wijze van hun fatbike heeft beroofd. Alle slachtoffers zijn met klappen op het hoofd van de fatbikes afgeslagen, waarna de verdachte of zijn medeverdachte er op de fatbike vandoor ging. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en bij hen pijn en letsel veroorzaakt. Dergelijke straatroven zijn zeer ernstig en veroorzaken sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Bovendien geven zij blijk van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke geweldsfeiten voor de slachtoffers vaak vergaande nadelige psychische gevolgen hebben. Uit de toelichting op de vordering van [naam 1] blijkt ook dat dit bij haar het geval is. [naam 1] heeft nog dagelijks last van angstklachten. Uit het dossier blijkt daarnaast dat de straatroof ook veel heeft gedaan met [naam 3] , die destijds pas 12 jaar was. [naam 3] kampt nog altijd met concentratieproblemen. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 22 juli 2024. Omdat de verdachte een grotendeels ontkennende houding heeft, is het moeilijk vast te stellen welke leefgebieden delictgerelateerd zijn, aldus de reclassering. De reclassering vermoedt dat het gebrek aan dagbesteding, psychosociaal functioneren en een negatief sociaal netwerk bij een veroordeling een rol hebben gespeeld. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte middels het volwassenenstrafrecht te berechten. Daarnaast wordt bij een schorsing geadviseerd hem op te leggen de navolgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, een dagbesteding, een verdiepingsonderzoek en een contactverbod met de aangevers en medeverdachten.
Jeugdstrafrecht of volwassenen strafrecht
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig was, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan besluiten toch het jeugdstrafrecht toe te passen, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank ziet daarvoor in onderhavig geval geen aanleiding en volgt daarin het advies van de reclassering.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging. In onderhavig geval heeft de verdachte zich driemaal schuldig gemaakt aan een straatroof en is daarbij meer dan licht geweld gebruikt. De rechtbank houdt rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte. Daar staat echter tegenover dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezen verklaarde feiten en in zijn verklaring op zitting zijn rol zo klein mogelijk heeft willen maken.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de algehele impact op de samenleving niet voldoende tot uitdrukking komt in de strafeis van de officier van justitie.
De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan de straf verbinden, om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten en een oplossing te faciliteren voor zijn problematiek, met als doel de kans op recidive te verkleinen.
De rechtbank zal aan de verdachte geen contactverbod opleggen met zijn medeverdachte, aangezien er geen informatie over zijn identiteit bij de rechtbank bekend is, wat het handhaven van een dergelijk verbod onmogelijk maakt. De rechtbank acht een contactverbod met de aangevers wel passend en noodzakelijk.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.208,76, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 708,76,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft namens de verdachte verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gezien de bepleite integrale vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade (de gestolen fiets) en immateriële schade – te weten lichamelijk letsel en psychisch letsel – heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering benadeelde partij voldoende onderbouwd en namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist.
Materiële schade
Het gevorderde bedrag van € 708,76,- bestaat uit € 601,- aan reparatiekosten van de gestolen fiets en € 107,76 aan kosten voor verstrekking van het medische dossier. Deze schadeposten staan in rechtstreeks verband tot het bewezenverklaarde feit en de omvang ervan is door de verdediging niet betwist. Ook komen deze bedragen de rechtbank niet ongegrond of onredelijk voor. De rechtbank zal het totaal gevorderde bedrag toewijzen.
Immateriële schade
Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de vordering van € 1.500,- voor geleden immateriële schade toewijzen. De rechtbank acht dit bedrag passend, ook met het oog op de vergoeding die in de jurisprudentie in min of meer vergelijkbare gevallen is toegekend.
Toewijzing en wettelijke rente
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.208,76,-. De rechtbank zal verder de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 mei 2024 omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven’ op € 408,- (gebaseerd op 2 punten en € 204,- per punt). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.208,76,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de v verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [naam 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2009 te [geboorteplaats 1] ), [naam 1] (geboren op [geboortedatum 4] 1996 te [geboorteplaats 2] (Griekenland)), [naam 3] (geboren op [geboortedatum 2] 2011 te ’s-Gravenhage) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland [adres 7] te ’s-Gravenhage op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan een verdiepingsonderzoek van stichting Fivoor indien de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van (on)betaald werk indien niet kan worden gestart met een opleiding, met een vaste structuur;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] , van een bedrag van € 2.208,76,-, bestaande uit € 708,76,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
proceskosten
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 408,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 1] , van een bedrag van € 2.208,76; voormeld bedrag bestaat uit € 708,76,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de
benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de
Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. S. Bosmans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. Kramer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2024.