Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[verzoekster], V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] , verzoekers
[minderjarige], V-nummer: [V-nummer 3] (gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst),
Rechtbank Den Haag
Op 10 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.31271 en NL24.31273, waarin de minister van Asiel en Migratie betrokken was. De minister had op 8 augustus 2024 besluiten genomen waarbij de aanvragen van de verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werden genomen, met als reden dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen. De verzoekers, die ook een minderjarig kind hebben, hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 27 augustus 2024, maar de verzoekers zijn niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een andere zaak (NL24.31270 en NL24.31272) behandeld, waarin de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op de beroepen, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 september 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.