ECLI:NL:RBDHA:2024:15675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.10280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit een moeder en haar minderjarig kind, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat hen aan de autoriteiten van Duitsland zou overdragen. Dit besluit, het overdrachtsbesluit, is genomen op 7 maart 2024. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, terwijl hun beroep tegen het overdrachtsbesluit nog aanhangig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 augustus 2024 behandeld, waarbij de verzoekers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 4 september 2024 het beroep van verzoekers, dat onder zaaknummer NL24.10279 bekend was, gegrond verklaard. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, omdat het beroep succesvol was. Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekers hebben gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de rechtsbijstand die door een derde is verleend. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10280

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] (V-nummer [V-nummer]), verzoekster

mede namens haar minderjarig kind
[verzoeker](V-nummer [V-nummer]),
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M. Pals),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. S.H.J. Muijlkens).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2024 (het overdrachtsbesluit) heeft de minister bepaald dat verzoekers aan de autoriteiten van Duitsland zullen worden overgedragen.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (bekend onder zaaknummer NL24.10279). Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL24.10279, op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de tolk en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.10279, heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft, gegrond verklaard. Om die reden zal het verzoek als ongegrond worden afgewezen.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 4 september 2024
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.