In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank had eerder, op 12 februari 2024, bepaald dat de minister binnen zestien weken een nieuw besluit moest nemen. Eiser stelt dat deze termijn is overschreden en dat er geen besluit is genomen, waardoor hij in zijn rechten is aangetast.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op een beslissing binnen twee weken na de uitspraak, en dat de minister een dwangsom van € 200,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen de gestelde termijn alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke termijnen.