ECLI:NL:RBDHA:2024:15651
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.D. Gunster
- J. Dommerholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel en verantwoordelijkheidsverdeling tussen EU-lidstaten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser verzoekt om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank houdt geen zitting en verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat van het interstatelijke vertrouwensbeginsel moet worden afgeweken. Dit beginsel houdt in dat lidstaten van de EU ervan uit mogen gaan dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen. Eiser heeft aangevoerd dat er structurele en systematische tekortkomingen zijn in de opvang in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat hij dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die geen andere conclusie rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn mogelijkheden voor eiser om in verzet te gaan tegen de uitspraak, maar tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.