ECLI:NL:RBDHA:2024:15635
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 12 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De minister heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 11 januari 2024. Vervolgens heeft eiseres op 23 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder, op 11 maart 2024, een tweede beroep heeft ingediend tegen hetzelfde niet tijdig beslissen. Dit beroep is op 16 april 2024 gegrond verklaard, waarbij de rechtbank de minister een nieuwe beslistermijn heeft gegeven. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar eerste beroep. Gezien het feit dat er al een uitspraak is gedaan op het tweede beroep, heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiseres geen belang meer heeft bij het eerste beroep.
Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die relevant zijn voor haar eerste beroep. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.