ECLI:NL:RBDHA:2024:1561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL23.34890 en NL23.34892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van echtpaar onder de Dublinverordening met betrekking tot Duitsland en de gevolgen van zwangerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een echtpaar, dat samen met hun minderjarige kinderen asiel heeft aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, die eerder door de voorzieningenrechter is toegewezen.

De rechtbank heeft de beroepen op 1 februari 2024 behandeld. Eisers, van Egyptische nationaliteit, hebben op 13 juli 2023 asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet, omdat eisers eerder al asielaanvragen in Duitsland hebben ingediend. Eisers betogen dat er tekortkomingen zijn in de Duitse asielprocedure en dat zij niet van elkaar gescheiden mogen worden, vooral omdat eiseres zwanger is.

De rechtbank oordeelt dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in de Duitse asielprocedure. De vrees van eisers om gescheiden te worden in Duitsland is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de behandeling van de aanvragen aan zich te trekken op basis van de zwangerschap van eiseres. De beroepen worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de autoriteiten van Duitsland verzocht om eisers terug te nemen op grond van de Dublinverordening, wat door Duitsland is geaccepteerd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.34890 en NL23.34892
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [naam 1], V-nummer: [nummer], eiser
[naam 1], V-nummer: [nummer], eiseres mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam 1], V-nummer: [nummer],
[naam 1], V-nummer: [nummer], hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 2 november 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 11 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening toegewezen.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Daaraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en
M. Mahassen als tolk.

Overwegingen

1. Eiser en eiseres stellen te zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum] en de Egyptische nationaliteit te hebben. Zij hebben op 13 juli 2023 asielaanvragen ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw.1 Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 30 juni 2023 en eiseres op 13 juni 2023 in Duitsland al asielaanvragen hebben ingediend.
Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Duitsland verzocht om eisers terug te nemen op grond van de Dublinverordening.1 Op 4 september 2023 heeft Duitsland deze verzoeken geaccepteerd.
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij voeren aan dat niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland, omdat sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure. In Duitsland werd eiser gescheiden van eiseres en de kinderen opgevangen. Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers op het AIDA Country Report Germany 2022 Update. Daarnaast heeft eiser in Duitsland geen daadwerkelijk rechtsmiddel kunnen instellen tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en laat de rechtsbijstand te wensen over. Verder voeren eisers aan dat verweerder ten onrechte de behandeling van de asielaanvragen niet aan zich heeft getrokken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, nu eiseres zwanger is.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het is niet in geschil dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Verweerder mag ten aanzien van Duitsland uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat verweerder daar in hun geval niet van uit mag gaan.
5. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de Duitse asielprocedure of opvangvoorzieningen, op basis waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De vrees van eisers dat zij van elkaar gescheiden zullen worden in Duitsland is daarvoor onvoldoende. Dat zij eerder in Duitsland van elkaar gescheiden zijn, hebben eisers niet verklaard tijdens hun gehoren en deze stelling is ook niet onderbouwd. Daarbij komt dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eiser al langere tijd in Duitsland was voordat eiseres en de kinderen naar Duitsland zijn gekomen, wat een eventuele scheiding kan verklaren. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eisers als gezin aan Duitsland zullen worden overgedragen. Uit de claimakkoorden blijkt daarnaast dat eisers zich moeten melden in hetzelfde centrum in Duitsland. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat eisers van elkaar gescheiden zullen worden. Indien eisers menen dat Duitsland zich niet houdt aan de Opvangrichtlijn is het aan eisers om zich hierover te beklagen bij de Duitse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk is voor eisers.
6. Verder hebben eisers niet onderbouwd dat eiser geen rechtsmiddel heeft kunnen instellen tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag in Duitsland. Het ligt voorts op de weg van eiser om zich hierover te beklagen bij de Duitse autoriteiten en niet is gebleken dat hij dit heeft gedaan. Dat in Duitsland in beroep niet altijd kosteloos rechtsbijstand wordt verleend aan asielzoekers, is volgens vaste rechtspraak niet in strijd met de Procedurerichtlijn.2 Dit biedt dan ook geen indicatie voor het oordeel dat de Duitse asielprocedure niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
1. Verordening (EU) nr. 604/2013.
2 Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1816.
7. Tot slot heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om de behandeling van de asielaanvragen van eisers met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De omstandigheid dat eiseres zwanger is, heeft verweerder niet hoeven aanmerken als een bijzondere individuele omstandigheid op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland wegens onevenredige hardheid. Wat betreft de medische situatie van eiseres mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van worden uitgegaan dat de medische voorzieningen in Duitsland van vergelijkbare kwaliteit zijn als in Nederland, en aan eiseres ter beschikking staan.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR33781488

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.