Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam 1], V-nummer: [nummer], hierna gezamenlijk te noemen: eisers
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een echtpaar, dat samen met hun minderjarige kinderen asiel heeft aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, die eerder door de voorzieningenrechter is toegewezen.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 februari 2024 behandeld. Eisers, van Egyptische nationaliteit, hebben op 13 juli 2023 asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet, omdat eisers eerder al asielaanvragen in Duitsland hebben ingediend. Eisers betogen dat er tekortkomingen zijn in de Duitse asielprocedure en dat zij niet van elkaar gescheiden mogen worden, vooral omdat eiseres zwanger is.
De rechtbank oordeelt dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in de Duitse asielprocedure. De vrees van eisers om gescheiden te worden in Duitsland is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de behandeling van de aanvragen aan zich te trekken op basis van de zwangerschap van eiseres. De beroepen worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de autoriteiten van Duitsland verzocht om eisers terug te nemen op grond van de Dublinverordening, wat door Duitsland is geaccepteerd.