Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Detentiegeschiktheid
Lichter middel
Ambtshalve toets
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die in afwachting is van zijn uitzetting naar Marokko. De minister van Asiel en Migratie had op 24 oktober 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder al de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat de bewaring tot 29 april 2024 rechtmatig was. De minister had de rechtbank op de hoogte gesteld van de voortduring van de maatregel en een voortgangsrapportage overgelegd, wat door de rechtbank werd gezien als een beroep van eiser tegen deze voortduring.
Tijdens de zitting op 22 juli 2024 heeft eiser aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Marokko is, omdat de Marokkaanse autoriteiten na herhaalde verzoeken nog geen laissez-passer hebben afgegeven. De rechtbank overweegt dat, hoewel het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten nog loopt, er in beginsel zicht op uitzetting is. De minister heeft regelmatig contact gehad met de autoriteiten en eiser heeft de plicht om actief mee te werken aan zijn uitzetting, wat hij volgens de rechtbank niet voldoende heeft gedaan.
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend handelt en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Ook de stelling van eiser dat zijn medische situatie hem detentieongeschikt maakt, wordt verworpen, omdat deze niet met documenten is onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat er geen feiten zijn die aanleiding geven om de bewaring op te heffen, en dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek niet onrechtmatig was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.