Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, had beroep ingesteld tegen de voortduring van de maatregel van bewaring die op 1 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak en dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure.
De rechtbank heeft overwogen dat de minister op 8 juli 2024 bevestiging van de nationaliteit van de eiser heeft ontvangen van de Algerijnse autoriteiten en dat er een vlucht is aangevraagd voor 11 augustus 2024. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat de minister onzorgvuldig handelde door een vlucht met escorts aan te vragen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende heeft toegelicht waarom de uitzetting met escorts noodzakelijk was en dat de eiser zelf geen medewerking heeft verleend aan zijn terugkeer.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de minister de uitzettingshandelingen voldoende voortvarend ter hand heeft genomen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.