ECLI:NL:RBDHA:2024:15584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
NL24.29109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 14 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 26 juli 2024 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak van 30 mei 2024 ten grondslag ligt. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn, omdat er al meerdere keren om een laissez passer is verzocht zonder resultaat. De rechtbank concludeert echter dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van een laissez passer en dat de aanvraag van eiser nog in onderzoek is. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbreekt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt in aanwezigheid van griffier N. Dayerizadeh en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.29109
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. W.A.E.M. Amesz),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,de minister.

Procesverloop

De minister heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop, ondanks dat hem daartoe de gelegenheid is geboden, niet gereageerd.
De rechtbank heeft op 26 juli 2024 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1976] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 mei 2024 (in de zaak NL24.21774) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er nog steeds geen zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn, te meer daar al meerdere keren bij de Marokkaanse autoriteiten om een laissez passer (lp) is verzocht en er al enkele jaren geen akkoord is ontvangen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting
6. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van een lp. Niet gebleken is dat dat in het geval van eiser anders is. De lp-aanvraag voor eiser is nog in onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten en de minister heeft laatstelijk op 10 juli 2024 gerappelleerd bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp. Dat dit onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting van eiser naar Marokko ontbreekt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 augustus 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.