In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel van de veroordeelde, geboren in 1996. De PIJ-maatregel was voorwaardelijk beëindigd op 11 september 2023, maar de officier van justitie heeft gevorderd deze met 12 maanden te verlengen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende voortgangsverslagen van de reclassering en een brief van een GZ-psycholoog, waarin zorgen worden geuit over het middelengebruik van de veroordeelde en de stabiliteit van zijn huidige woon- en behandelsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde recentelijk is overgeplaatst naar Zorgzaam Verbinden, maar dat hij moeite heeft met de nieuwe situatie en dat er sprake is van zorgmijdend gedrag en middelengebruik. De rechtbank oordeelt dat de huidige situatie nog onvoldoende stabiel is en dat er een verhoogd recidiverisico bestaat. Daarom is besloten om de PIJ-maatregel met een jaar te verlengen, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op het stabiliseren van de situatie van de veroordeelde en het waarborgen van toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook de voorwaarden aangepast, zodat de veroordeelde moet meewerken aan begeleid wonen bij Zorgzaam Verbinden en zich moet houden aan strikte voorwaarden met betrekking tot middelengebruik.