ECLI:NL:RBDHA:2024:15577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
24-27427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel in het bestuursrechtelijke kader van vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 21 maart 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister een voortgangsrapportage heeft overgelegd en dat eiser hierop heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel alleen betrekking heeft op de periode na het sluiten van het eerdere onderzoek. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt met betrekking tot zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder het regelmatig rappelleren bij de Marokkaanse autoriteiten voor de afgifte van een laissez passer. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de informatie in de voortgangsrapportage.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel en is openbaar gemaakt op 16 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.27427
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

De minister heeft op 21 maart 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2004].
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 juni 2024 (in de zaak NL24.24665) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek en niet sinds 8 april 2024, zoals eiser lijkt te betogen in de beroepsgronden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Het voortvarendheidsvereiste
Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelt aan de uitzetting omdat de minister geen afschrift van de rappellen in het dossier heeft gevoegd, maar die beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage en het verweerschrift blijkt dat het onderzoek bij de Marokkaanse loopt. De minister rappelleert regelmatig schriftelijk bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een laissez passer (lp), laatstelijk op 10 juli 2024. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de in de voortgangsrapportage vermelde informatie of aan het feit dat de minister daadwerkelijk rappellen heeft verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten. Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom aan de juistheid van deze informatie moet worden getwijfeld. De omstandigheid dat er geen afschrift van de rappellen in het dossier is gevoegd maakt het vorenstaande niet anders. Daarnaast heeft de minister op 11 juli 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Gelet op voornoemde uitzettingshandelingen ziet de rechtbank in wat eiser aanvoert dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend handelt.
Ambtshalve toetsing
5. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 juli 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.