ECLI:NL:RBDHA:2024:15570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
SGR 23/6657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering omzettingsvergunning voor woonruimte voor tien personen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van een omzettingsvergunning voor woonruimte voor tien personen. Eiser, eigenaar van een pand in [plaatsnaam], had eerder een vergunning verkregen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte voor vijf personen. In maart 2020 werd een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een extra bovenverdieping, die in september 2021 werd gerealiseerd. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een nieuwe omzettingsvergunning, die verweerder op 31 maart 2022 had afgewezen en bevestigd in een besluit van 24 augustus 2023.

De rechtbank stelt vast dat voor het pand al een omzettingsvergunning was verleend en dat de nieuw gerealiseerde bovenverdieping nooit als zelfstandige woonruimte heeft gefunctioneerd. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe omzettingsvergunning vereist is voor de extra bovenverdieping, omdat deze nooit als zelfstandige woonruimte is aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van verweerder, omdat deze ten onrechte een nieuwe omzettingsvergunning heeft vereist. De rechtbank verklaart het bezwaar van eiser gegrond en herroept het primaire besluit, met de bepaling dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Verweerder wordt veroordeeld tot het betalen van een proceskostenvergoeding van € 1.750,- en het griffierecht van € 184,- aan eiser.

De uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, en is openbaar uitgesproken op 4 september 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. V. Boender-Wiebenga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van een omzettingsvergunning voor woonruimte voor tien personen.
1.1.
Verweerder heeft eisers aanvraag bij besluit van 31 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser (via een videoverbinding) en zijn gemachtigde vergezeld van de heer J. Lange, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is eigenaar van het pand aan de [adres] in [plaatsnaam] (het pand). In februari 2020 heeft verweerder aan eiser voor het pand een vergunning verleend voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte voor vijf personen.
Voor de bouw van een extra bovenverdieping, die eiser wil verhuren aan (nog eens) vijf personen, is in maart 2020 een omgevingsvergunning verleend. De extra bovenverdieping is in september 2021 gerealiseerd.
2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of een nieuwe omzettingsvergunning is vereist voor bewoning van het pand door meer dan vijf personen.
2.2.
Volgens verweerder wordt woonruimte onttrokken en is daarom een nieuwe omzettingsvergunning vereist. Verweerder heeft de (onder protest) aangevraagde omzettingsvergunning geweigerd, omdat er voor meer dan acht personen onzelfstandige woningen zijn gerealiseerd. [1]
Wat stelt eiser in beroep?
3. Voor de extra bovenverdieping is geen omzettingsvergunning vereist. Deze bovenverdieping is nieuw gerealiseerd en nooit in gebruik geweest als zelfstandige woonruimte. De benedenverdieping was al eerder in kamerverhuurruimte omgezet. Er kan daarom geen sprake kan zijn van (nogmaals) een omzetting van woonruimte. De regel dat een omzettingsvergunning niet mag worden verleend voor omzetting in onzelfstandige woonruimten voor meer dan acht personen, is bovendien in strijd met de Dienstenrichtlijn. Verder zijn aan eiser toezeggingen gedaan, althans verwachtingen gewekt, die op grond van het vertrouwensbeginsel moeten leiden tot verlening van de omzettingsvergunning.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Het is verboden om woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie en gelegen in een aangewezen gebied, zonder vergunning in onzelfstandige woonruimte om te zetten. [2]
4.1.
De rechtbank stelt vast dat voor het pand op 5 februari 2020 al een omzettingsvergunning is verleend. Op grond van deze vergunning is het pand omgezet in onzelfstandige woonruimte en sindsdien maakt het pand niet langer als zelfstandige woonruimte deel uit van de woonruimtevoorraad. De (nieuw gerealiseerde) bovenverdieping heeft nooit als zelfstandige woonruimte bestaan. Deze bovenverdieping is immers vanaf de realisatie bedoeld voor en ingericht voor kamerverhuur. Het gebruik daarvan kan dus niet worden aangemerkt als omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. Eiser heeft daarom voor de nieuwe kamerwoningen op de extra bovenverdieping geen nieuwe omzettingsvergunning nodig.
4.2.
Omdat verweerder ten onrechte een (nieuwe) omzettingsvergunning heeft vereist, is de aanvraag op basis van een onjuiste motivering afgewezen. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit miskend.
4.3.
Het bestreden besluit kan dus geen stand houden en zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal in het kader van de finale geschilbeslechting zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser gegrond te verklaren. Daaraan legt de rechtbank ten grondslag, dat de aanvraag moet worden afgewezen omdat geen omzettingsvergunning is vereist. Ook zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, het bestreden besluit herroepen en de aanvraag afwijzen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Eiser heeft geen nieuwe omzettingsvergunning nodig. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank zal doen wat verweerder had moeten doen en het primaire besluit herroepen, met bepaling dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Verweerder moet eiser een proceskostenvergoeding betalen van in totaal € 1.750,-. [3] Tevens moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het primaire besluit;
- wijst de aanvraag af;
- bepaalt dat geen omzettingsvergunning is vereist;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- gebiedt verweerder aan eiser een proceskostenvergoeding van € 1.750,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 5:6, vierde lid, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023.
2.Artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht, wegingsfactor gemiddeld (1), 1 punt voor de zitting en 1 punt voor het beroepschrift.