ECLI:NL:RBDHA:2024:15568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
09-247631-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het laten ontploffen van een vuurwerkbom met gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door het laten ontploffen van een vuurwerkbom. De verdachte heeft samen met anderen op 24 september 2023 in Delft een vuurwerkbom gemaakt door zwaar vuurwerk, te weten cobra's, te bevestigen aan flessen wasbenzine. Dit leidde tot een explosie met levensgevaar voor omstanders en gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de terechtzitting van 12 september 2024 heeft bekend en dat er voldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 16 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest, en een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan coaching.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-247631-23
Datum uitspraak: 26 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 12 september 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. P.B. Spaargaren te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 september 2023 te Delft, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op straat (het Pad van Troje) door
- een of meer stuks zwaar vuurwerk (te weten één of meer cobra's) te bevestigen aan/op/tegen meerdere flessen wasbenzine, althans brandbare vloeistof, en/of
- ( vervolgens) dit zware vuurwerk aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, in elk geval door opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met de cobra's, althans het zware vuurwerk, en/of de flessen brandbare vloeistof, ten gevolge waarvan deze zogenaamde vuurwerkbom/brandbom is ontploft en/of geëxplodeerd,
terwijl daarvan
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten omstanders, passanten, verkeersdeelnemers en/of omwonenden van/op het Pad van Troje, en/of
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een houten bankje en/of naastgelegen winkelpanden op/aan het Pad van Troje,
te duchten was.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023300611, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 108) en een aanvullend proces-verbaal (doorgenummerd pagina 1 t/m 20).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 12 september 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 september 2023 (p. 22-24);
3. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgemaakt op 9 oktober 2023 (p. 8-20 van het aanvullend proces-verbaal).
3.4
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 24 september 2023 te Delft met een aansteker meerdere cobra’s heeft aangestoken, die vast zaten aan meerdere flessen wasbenzine, waardoor deze zijn ontploft.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen, overweegt de rechtbank dat in het proces-verbaal op pagina 22 wordt beschreven dat op de beelden te zien is dat er een groepje jongeren om het bankje met de vuurwerkbom heen staat op het moment dat de verdachte deze aansteekt en dat deze groep vervolgens wegrent. Het voorval is door meerdere jongeren gefilmd. De verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die de onderdelen van de vuurwerkbom heeft meegenomen en deze in elkaar heeft gezet.
De rechtbank concludeert dat het kopen van cobra’s en wasbenzine, het maken van de vuurwerkbom door anderen en het aansteken daarvan door de verdachte, in combinatie met het gezamenlijk handelen zoals te zien is op de beelden, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm duidt op een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het voltooien van het delict. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij toevallig voorbij liep en (zonder overleg met anderen) de vuurwerkbom aanstak, in dit licht ongeloofwaardig.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 september 2023 te Delft, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op straat (het Pad van Troje) door
- meer stuks zwaar vuurwerk (te weten cobra's) te bevestigen aan/op/tegen meerdere flessen wasbenzine, en
- vervolgens dit zware vuurwerk aan te steken door opzettelijk open vuur in aanraking te brengen met de cobra's, ten gevolge waarvan deze zogenaamde vuurwerkbom/brandbom is ontploft en/of geëxplodeerd,
terwijl daarvan
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten omstanders, passanten, verkeersdeelnemers en/of omwonenden van/op het Pad van Troje, en
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een houten bankje en/of naastgelegen winkelpanden op/aan het Pad van Troje,
te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte bepleit – rekening houdend met de strafervaring voortkomend uit het verblijf van de verdachte in de JJI en de strenge schorsingsvoorwaarden waaronder de verdachte langere tijd heeft gelopen – een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf. Een onvoorwaardelijke werkstraf zou het betaalde werk van de verdachte doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitDe verdachte heeft samen met anderen een zelfgemaakte vuurwerkbom, waarbij cobra’s aan flessen wasbenzine bevestigd waren, laten ontploffen. De ontploffing gebeurde in de buurt van een fietspad en winkelpanden, en had een vuurbal tot gevolg. Als de nabijgelegen winkelpanden en wellicht vervolgens het naastgelegen flatgebouw vlam hadden gevat, waren de schade en het leed voor anderen enorm geweest. Op de beelden is te zien dat een brommer die kwam aanrijden op het moment dat de ontploffing begint, stil is gaan staan en daarom op veilige afstand is gebleven. Als de bromfietser door was gereden, had deze mogelijk dodelijk of zeer zwaar gewond kunnen geraken of gehoorschade kunnen oplopen.
Ook de mededaders van verdachte hadden zwaar gewond kunnen raken. Het is niet aan het handelen van de verdachte en zijn mededaders te danken dat het bankje geen schade heeft opgelopen en dat omstanders/voorbijgangers ongedeerd zijn gebleven. Onder de winkeliers en omwonenden van het betreffende winkelcentrum leefde al een gevoel van onveiligheid door intimiderende jeugd. Dergelijke ontploffingen versterken dit gevoel van onrust en onveiligheid niet alleen bij die groep mensen, maar ook bij de samenleving in het algemeen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 april 2024 en ziet daarin geen strafverhogende factoren.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 19 juli 2024 van de Raad en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte sinds zijn schorsing een positieve ontwikkeling doormaakt. Toch blijven er zorgen bestaan over zijn vriendenkeuze, vrijetijdsbesteding (hangen op straat met vrienden) en zijn houding. De verdachte blijft door overlastgevend gedrag negatief in beeld bij de politie. Een werkstraf is enerzijds passend, omdat de verdachte de consequenties van zijn gedrag moet ervaren. Anderzijds loopt de verdachte ten tijde van de inhoudelijke behandeling bijna een jaar in schorsing met schorsende voorwaarden en kan een werkstraf zijn werk doorkruisen, terwijl dat werk een beschermende factor is. De Raad adviseert daarom een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met het continueren van de huidige begeleiding door de jeugdreclassering en als extra bijzondere voorwaarden het hebben van een positieve dagbesteding en meewerken aan coaching. De Raad kan zich voorstellen dat daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest wordt opgelegd, zodat de verdachte niet terug hoeft naar de JJI.
Door de jeugdreclasseerder is ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte in beeld is door overlastgevend gedrag en dat de visie hierop van de verdachte verschilt van die van de politie. De thuissituatie is hierin niet helpend, nu de vader van de verdachte een duidelijke (negatieve) mening heeft over het optreden van de politie en de verdachte deze waarschijnlijk overneemt. De verdachte heeft zelf het initiatief genomen om dat verschil van inzicht met de wijkagent te bespreken en hiervoor een gesprek aangevraagd.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor het veroorzaken van gevaar voor personen door het teweegbrengen van een ontploffing in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. In dit geval acht de rechtbank strafverlagend dat er achter de ontploffing – die weliswaar ernstig was en grote risico’s met zich meebracht – geen intimiderende intenties zaten en er geen daadwerkelijk aan goederen of letsel bij personen is ontstaan. De rechtbank overweegt verder dat het verblijf van de verdachte in de JJI veel indruk op hem heeft gemaakt en heeft bijgedragen aan zijn strafbeleving. Daarnaast heeft hij zich al langer dan een jaar aan stevige schorsingsvoorwaarden moeten houden, waaronder in de eerste periode een avondklok. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een langere jeugddetentie dan het voorarrest niet passend is. Ook een onvoorwaardelijke taakstraf zou de positieve ontwikkeling die de verdachte doormaakt doorkruisen, omdat hij dan zeer waarschijnlijk zijn baan verliest.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest (te weten 16 dagen) opleggen. De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden noodzakelijk, zodat de verdachte wordt begeleid en de kans op herhaling van strafbare feiten wordt verkleind. Daarom zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van 2 jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. De verdachte zal zich gedurende de proeftijd moeten houden aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, een positieve dagbesteding door middel van werk moeten hebben en moeten meewerken aan coaching. Een onvoorwaardelijke werkstraf vindt de rechtbank niet passend nu de verdachte meer dan full time werkt hetgeen bijdraagt aan zijn positieve ontwikkeling.
Tot slot vindt de rechtbank het noemenswaardig dat de verdachte zich volwassen heeft opgesteld door zelf het initiatief te nemen voor een gesprek met de wijkagent om zo het verschil in inzicht en ervaring van de contacten tussen hem en de wijkagent te bespreken. De rechtbank vindt het positief dat de verdachte hierin verantwoordelijkheid neemt en hoopt dat de betrokkenen rondom de verdachte zoals zijn ouders en de coach, hem hierin ondersteunen en begeleiden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
16 (ZESTIEN) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte verder tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (DERTIG) DAGEN;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
2
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding vanuit PAD-coaching of een soortgelijke instelling/coachtraject, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
3. gedurende de proeftijd een positieve dagbesteding door middel van werk, of een andere door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. N.I.S. Boers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2024.