3.1.RBR I verzoekt de rechtbank om terzake van de voorgenomen verkoop van de executoriaal beslagen aandelen:
per aparte bieding te bepalen dat de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen in de betreffende RBR-vennootschappen aan [bedrijfsnaam] , althans een derde, drie maanden zal zijn, en dat de betreffende vennootschappen waarin de aandelen worden gehouden en/of de deurwaarder gerechtigd zijn de rechtbank te verzoeken deze termijn te verlengen indien nodig;
te bepalen dat de heer R.M.P. van den Bogert, gerechtsdeurwaarder bij Groot & Everts, mede kantoorhoudende te Utrecht, dan wel een door hem aan te wijzen vervangende gerechtsdeurwaarder verbonden aan dat kantoor, wordt aangewezen als de met de executie belaste gerechtsdeurwaarder;
te bepalen dat binnen een termijn van drie maanden, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zal worden overgegaan aan [bedrijfsnaam] en op welke wijze en onder welke voorwaarden deze verkoop zal plaatsvinden;
te bepalen dat indien de verkoop aan [bedrijfsnaam] niet doorgaat, de aandelen onderhands of op een veiling mogen worden verkocht aan een derde ten overstaan van de aangewezen gerechtsdeurwaarder;
te bepalen dat een eventuele blokkeringsregeling in de statuten buiten toepassing wordt verklaard in verband met een onderhandse verkoop of veiling;
te bevelen dat VDH en de RBR-vennootschappen volledig dienen mee te werken met het executietraject en de executie (waaronder de verkoop en overdracht van de aandelen);
te bevelen dat VDH en de RBR-vennootschappen ieder steeds op het eerste verzoek van de gerechtsdeurwaarder en binnen veertien dagen na dit verzoek alle voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante (financiële) gegevens betreffende de vennootschappen en haar dochtervennootschappen ter beschikking dienen te stellen aan de gerechtsdeurwaarder en eventueel door hem ingeschakelde derden;
de hiervoor genoemde bevelen uit te spreken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- (althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag), voor iedere afzonderlijke overtreding, per dag of gedeelte daarvan dat niet geheel of niet tijdig aan het betreffende bevel wordt voldaan, zulks met een maximum van € 500.000,-;
te bepalen dat indien de medewerking niet wordt verleend, de aandelen aan een derde op een door de gerechtsdeurwaarder aangewezen wijze kunnen worden verkocht tegen een prijs die de gerechtsdeurwaarder acceptabel acht, en dat zelfs als deze prijs laag is als gevolg van de onzekerheden veroorzaakt door het gebrek aan informatie, VDH zich niet kan verzetten tegen de verkoop om deze reden en dat de gevolgen van deze lage prijs na de verkoop van de aandelen voor risico van VDH komen;
te bepalen dat de kosten van de executie van de aandelenbeslagen, inclusief de kosten voor de gerechtsdeurwaarder en de door hem ingeschakelde expert met voorrang uit de opbrengst van de executie worden voldaan ex artikel 3:277 BW;
VDH te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de uitspraak.