ECLI:NL:RBDHA:2024:15563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
SGR 23/7942 en 23/7952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beroepen tegen het buiten behandeling laten van paspoortaanvragen van een in Turkije woonachtige Nederlandse en Turkse nationaliteit houder

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 september 2024, met zaaknummers SGR 23/7942 en 23/7952, zijn de beroepen van eiseres en haar minderjarige kinderen tegen het buiten behandeling laten van hun paspoortaanvragen ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in Nederland en met zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit, had in 2010 haar hoofdverblijf naar Turkije verplaatst. De rechtbank beoordeelt dat de paspoortaanvraag van eiseres, ingediend op 11 april 2023, niet in behandeling kon worden genomen omdat het Nederlanderschap van rechtswege verloren was gegaan. Dit verlies vond plaats na een periode van tien jaar verblijf buiten Nederland, die op 5 juli 2021 was verstreken. De rechtbank stelt vast dat de wet per 1 april 2022 is gewijzigd, waardoor het Nederlanderschap pas na dertien jaar verloren gaat, maar deze wijziging geldt niet met terugwerkende kracht. De rechtbank concludeert dat de aanvragen van eiseres en haar kinderen terecht buiten behandeling zijn gelaten, en dat verweerder niet verplicht was om hen in bezwaar te horen. De mogelijkheid om het Nederlanderschap met terugwerkende kracht te herstellen via een optieverklaring is voor eiseres nog open, maar dit valt buiten de beoordeling van de paspoortaanvraag. De rechtbank wijst erop dat de eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/7942 en 23/7952
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2024 in de gevoegde zaken tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Turkije), eiseres,

mede optredend als wettelijk vertegenwoordiger van
[naam 1] en [naam 2](de kinderen),
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigden: mr. M.S. Krikhaar en mr. M.D. Barendrecht).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen het buiten behandeling laten van de paspoortaanvragen van eiseres en die van haar minderjarige kinderen.
1.1.
Bij besluit van 31 mei 2023 is de paspoortaanvraag van eiseres buiten behandeling gelaten. De namens de kinderen ingediende paspoortaanvragen zijn bij besluiten van diezelfde datum ook buiten behandeling gelaten. Met de bestreden besluiten van 12 oktober 2023 is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten gevoegd.
1.3.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de gevoegde beroepen op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is in 1986 in Nederland geboren. Bij haar geboorte verkreeg zij zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit. In 2010 is zij geëmigreerd naar Turkije.
2.1.
Op [huwelijksdatum] 2010 is eiseres in Turkije gehuwd met de heer [naam 3] , die de Turkse nationaliteit heeft. Uit dat huwelijk zijn op 26 maart 2013 de kinderen geboren. De kinderen verkregen bij geboorte zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit.
2.2.
Aan eiseres is op 5 juli 2011 voor het laatst een Nederlands paspoort verstrekt. Eiseres heeft op 11 april 2023 bij de Nederlandse ambassade in Turkije aanvragen om een Nederlands paspoort ingediend: een aanvraag voor haarzelf en twee aanvragen voor de kinderen.
Wat vinden eisers in beroep?
3. In de eerste plaats heeft verweerder ten onrechte eisers niet in bezwaar gehoord. Verder geldt vanaf 1 april 2022 dat het Nederlanderschap pas na dertien jaar van rechtswege verloren gaat. Verweerder had moeten uitgaan van deze termijn. Ten onrechte is verweerder uitgegaan van een termijn van tien jaar. Tot slot heeft verweerder niet aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel getoetst. Het verlies van Nederlanderschap heeft (Unierechtelijk) onevenredige gevolgen voor eisers.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Iedere Nederlander heeft recht op een nationaal paspoort. [1]
4.1.
Tot 1 april 2022 gold dat een meerderjarige Nederlander, die ook een andere nationaliteit bezit, van rechtswege het Nederlanderschap verliest als hij gedurende een onafgebroken periode van tien jaar hoofdverblijf heeft buiten het Koninkrijk en buiten de Europese Unie. [2] Als het Nederlanderschap van de ouder verloren gaat, verliest ook een minderjarig kind van de ouder het Nederlanderschap. [3] Als voor afloop van die periode van tien jaar een Nederlands paspoort is verstrekt, is daarmee de termijn gestuit. [4]
4.2.
Op 1 april 2022 is de wet gewijzigd. Sindsdien geldt dat het Nederlanderschap na een termijn van dertien jaar van rechtswege verloren gaat. [5] De wetgever heeft ervoor gekozen om deze wetswijziging niet met terugwerkende kracht te laten gelden.
4.3.
In het geval van eiseres is de termijn op 5 juli 2011 voor het laatst gestuit. Deze termijn is dus op 5 juli 2021 verlopen. De pas op 1 april 2022, en dus na afloop van de termijn van tien jaar voor eiseres, ingevoerde termijn van dertien jaar kan daarom niet van toepassing zijn. Vanwege hun minderjarigheid geldt dit ook voor het Nederlanderschap van de kinderen. Dit betekent dat verweerder de paspoortaanvragen van eiseres en haar kinderen buiten behandeling mocht laten.
4.4.
Het betoog van eisers dat verweerder had moeten beoordelen of het van rechtswege ingetreden verlies van het Nederlanderschap vanuit Unierechtelijk oogpunt onevenredig voor eisers uitpak, slaagt niet. Sinds 1 april 2022 voorziet de wet namelijk in de mogelijkheid om vast te laten stellen dat het Nederlanderschap met terugwerkende kracht niet is vervallen, als dat vanuit Unierechtelijk oogpunt onevenredig is. [6] Het gaat om de procedure van de optieverklaring voor het Nederlanderschap. Omdat de aanvragen van eisers op 11 april 2023 zijn gedaan, staat deze mogelijkheid voor hen open. Op de zitting is gebleken dat eisers deze mogelijkheid aan het verkennen zijn. In een procedure over een paspoortaanvraag bestaat geen ruimte meer voor de Unierechtelijke evenredigheidsbeoordeling. Verweerder hoefde daarom niet aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel te toetsen.
4.5.
Gelet op het voorgaande, kon er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over bestaan, dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt zou leiden, dan dat de aanvragen buiten behandeling moesten worden gelaten. Verweerder mocht daarom van een hoorzitting afzien.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat verweerder de paspoortaanvragen niet in behandeling hoefde te nemen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 9 van de Paspoortwet.
2.artikel 15, eerste lid onder c (oud) van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
3.Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder d van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
4.Artikel 15, vierde lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
5.Artikel 15, eerste lid onder c van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
6.In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder p, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.